62 – In het postuum gepubliceerde prozafragment Castratie [3] van Jan Arends staat
volgende passage (268-269 in het Verzameld
werk): ‘Hij begint zijn borst te ontbloten. Dat gaat nu minder eenvoudig
dan toen hij nog op zee was, want om netjes voor de dag te komen bij die mensen
aan de deuren draagt hij nu een stropdas.’ Ik probeer mij daar iets bij voor te
stellen, en inderdaad: wie, een overhemd dragend zijn borst wil ontbloten, moet
eerst die stropdas losmaken. (Maar waarom ontbloot een man zijn borst? Is hij
bij de dokter? Moet hij iets laten zien, bijvoorbeeld een tatouage of een
litteken? Heeft hij een openhartoperatie ondergaan en is hij van navel tot
strottenhoofd opnieuw dichtgenaaid?)
Waarom ik hier nu aandacht aan besteed? Ik zou er eerlijk
gezegd óver gelezen hebben, mocht ik niet – uiteraard toevallig – gisterenavond
de film Philadelphia (Jonathan Demme,
1993) hebben bekeken, waarin dat beeld (motief?, topos?) ook aanwezig is: een
man die zijn borst ontbloot maar doordat hij ook een das draagt merkt dat dit
niet zo eenvoudig verloopt. Het gaat om hoofdpersonage Andrew Beckett (Tom
Hanks), die, in een gerechtszaal ingaat op het verzoek van zijn advocaat om de
laesiën op zijn borst te tonen. (Laesiën zijn de littekenachtige vergroeiingen
of uitwassen die het gevolg zijn van een weefselziekte. In het geval van Andrew
Beckett gaat het om de uitwendige symptomen van aids.)
In het verhaal van Jan Arends toont de man – een voormalige
zeekapitein, die nu leurder is – zijn borst om een tatouage te tonen: een
schamel ‘poppetje’, ‘bij een bijzonder slechte vakman gemaakt’. Misschien was
het wel ‘een matroos waarmee hij de hut deelde’. Of heeft hij het ‘poppetje’
zélf aangebracht? ‘Met kleine, bijna onleesbare lettertjes staat eronder:
“Truus”.’
Van de film Philadelphia
onthoud ik twee zaken.
Eén, de intelligente verwevenheid van verschillende
discriminatiethema’s, niet alleen deze ten aanzien van aidspatiënten of
homoseksuelen, maar ook ten aanzien van vrouwen en zwarten – dat laatste alleen
al door de keuze van de advocaten: Andrews advocaat is een zwarte, en die van
de tegenpartij een vrouw, type ‘bitch’, wat natuurlijk, in beide gevallen, onze
vooringenomenheid uitdaagt.
Twee, de zeer riskante – want zich tot op de rand
van het larmoyante begevende – scène waarin Andrew zijn uitzinnige voorliefde
voor een opera-aria uitdraagt in een soort van dance macabre met een rollend baxterstatief. Hij evoceert de
muziek, legt hem uit, gaat er met gesloten ogen volledig in op en sleurt ons
erin mee. Bovendien is deze scène heel bijzonder in beeld gebracht: de camera
kijkt als vanuit de hoogte op Andrew en zijn statief neer, we zien hoe hij –
strompelend, want hij is niet meer goed ter been – zijn cirkels beschrijft op
de parketvloer.