12 november 2001
Ik begin in Mulish’ De ontdekking
van de hemel. Had vanavond in de filmzaal kunnen zitten om naar de
verfilming ervan te kijken. (‘De mens was niet voor zijn plezier op de wereld,
vond hij, er moest geneukt worden […]’, van de 901 bladzijde 29, het nummer van
mijn ouderlijke huis.) Las gisteren en vandaag ook, luidop, enkele bladzijden
uit Pjeroo Roobjee’s Aderbloed in de
kousenhoek. Het met Gentse tongval proeven van de woorden. Leuk, maar zwaar
en vlug vermoeiend… En ondertussen valt er alweer een vliegtuig op New York, is
Sabena failliet, blijft Amerika Afghanistan bombarderen, en weigert Albert II
de Grote Prijs der Nederlandse Letteren uit te reiken aan een, blijkens
televisiebeelden die vanavond in Terzake worden uitgezonden, seniel geworden
Gerard Reve omdat diens vriend Joop aan de piemel van een dertienjarige heeft
geprutst.
Schitterende aanhef overigens, van De
ontdekking van de hemel.
‘Later zou het hun misschien spijten, dat zij geen aantekening hadden
gehouden van die dagen; maar als zij er aantekening van hadden gehouden, zou
het niet zo geweest zijn als het was.’ (58-59)