Geachte mevrouw Almaci,
U kent mij niet en ik u eigenlijk ook niet, al weet ik
natuurlijk wel dat u de huidige voorzitter bent van de partij waarop ik nu al
meer dan dertig jaar stem omdat ik vind dat zij de enige is die consequent en
op een geloofwaardige manier de twee belangrijkste problemen op de politieke
agenda plaatst: ecologie en de steeds groter wordende sociale ongelijkheid. Ik vertrouw
erop dat wat ik u hier te vertellen heb niets nieuws voor u zal zijn – maar misschien
is het toch geen tijdverlies om deze brief toch maar eens aandachtig te lezen:
ik vermoed dat ik de ideeën van veel van uw sympathisanten vertolk.
Ik heb het voorbije weekend heel veel gelezen. Troika, grexit,
bail-out, schuldkwijtschelding en schuldherschikking, 1953, Varoufakis en
Tsipras, ‘de instellingen’, Europa/Eurape. Ik heb echt mijn best gedaan om mij te
informeren, zowel op de gangbare maar steeds minder betrouwbare websites als via
de minder gangbare maar misschien wel meer te vertrouwen kanalen. De sociale
media – ik bedien mij vooral van Facebook – bleken eens te meer een noodzakelijk
hulpmiddel om informatie te verkrijgen en te verspreiden, om aan opinievorming
te doen, eventueel zelfs om te mobiliseren.
Toch heb ik het gevoel dat ik van al dat hoog spel in
Brussel, Berlijn en Athene weinig begrijp. Al die intriges blijven zich
grotendeels aan het zicht en aan ons begrip onttrekken. En nog het meest van al
aan elke democratische controle. Ik denk dat veel welmenende EU-burgers er zo
over denken. Weinigen voelen zich echt betrokken en nog minder mensen hebben
nog het gevoel dat ze via de democratie waar ze toch altijd in geloofd hebben
kunnen helpen sturen. Hier wordt door zeer weinigen boven de hoofden van zeer
velen beslist. Het gevoel van onmacht is buitengewoon groot en zal zich
ongetwijfeld vertalen in het stemgedrag.
Het gevoel bedrogen te zijn is groot. En de desillusie in
Europa moet, schat ik, gigantisch zijn. Hier kom ik op het punt dat ik in deze
brief wil maken.
Talrijk zijn de linkse mensen, vermoed ik, die hun geloof in
Europa verloren hebben. Ik ben een van hen. Ik heb in Europa altijd een na de
Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen vredesmachine willen zien, maar ook een
politieke entiteit die bij de aanpak van de mondiale – in hoofdzaak ecologische
– problemen een gewicht in de schaal kan werpen en die bovendien altijd de
mogelijkheid in zich hield om tot een grotere sociale rechtvaardigheid bij te
dragen. Tot nu toe nam ik er, zij het knarsetandend, de uniformisering bij, van
de uitwassen van de grootschalige landbouw tot en met de vaak pietluttige
regelgevingen die op den duur een bedreiging vormden voor elke lokale identiteit
waarvan het samenspel toch altijd heeft bijgedragen tot de rijkdom en
schoonheid van ons continent. Maar Europa heeft de voorbije week zijn ware
gelaat getoond. Het is blijkbaar niet van plan zich te verzetten tegen een
evident kwalijk TTIP-verdrag en door de manier waarop de Griekse crisis is
aangepakt, blijkt Europa niet meer te zijn dan een dekmantel voor de belangen
van de financiële machten. Ik hoorde vanavond op tv een Griekse hoboïst, lid
van het orkest van de Griekse openbare omroep dat wellicht op de schop moet,
zeggen: ‘Ik heb altijd geloofd in een Europese unie van de naties, niet in een
Europese unie van de banken.’
Wat gaan al die ontgoochelde linkse mensen doen, de volgende
keer dat zij naar een Europese stembus moeten om de Europese schijndemocratie
vorm te geven? Want de Europese mandatarissen van de diverse socialistische
partijen hebben niet zo’n beste indruk gemaakt, en de Groenen al evenmin.
Afgezien van het voorstel van Dirk Holemans, een van uw
voorgangers als partijvoorzitter, om bij te dragen tot een (begin van) afbetaling
van de Griekse schuld met een afbouw van de Griekse defensie en investeringen
in duurzame energie in dat land, heb ik van de Europese Groenen in het algemeen,
en van de Vlaamse in het bijzonder, niet veel vernomen. Meer nog, in een van de
meest beklijvende teksten die ik de voorbije week las, de analyse van Peter
Mertens (PVDA) van de confrontatie tussen Verhofstadt en Tsipras in het
Europees Parlement, stond een stevige sneer naar Groen – en de strekking van
die sneer was, als ik het goed heb begrepen, dat Groen niet voldoende radicaal afstand
neemt van de kapitalistische dictatuur waarvan wij nu met z’n allen weten dat
we eraan onderworpen zijn.
Mevrouw Almaci, ik moet u er niet van overtuigen dat we
cruciale tijden beleven, en dat deze woelige dagen een momentum vormen dat de
toekomst van Europa maar ook de toekomst van de Europese partijen, en dus ook
van Groen, zal bepalen. De tijd is aangebroken om duidelijke standpunten in te
nemen. Alleen zo zult u het electorale vacuüm, dat nu is ontstaan door de grote
desillusie van vele linkse mensen, kunnen benutten.
Mevrouw Almaci, voor het eerst in mijn bestaan als
stemgerechtigde overweeg ik radicaler links te stemmen. Enkel een expliciete ideologische
afwijzing door Groen van de ondemocratische kapitalistische logica waarin wij
nu gevangen zitten, kan mij hiervan weerhouden. En ik denk dat ik niet alleen
ben. Doe het nodige om gedesillusioneerd gematigd-links op te vangen. Anders
vrees ik dat uw partij aan die linkerzijde zal worden voorbijgestoken.
Onderschat het momentum niet en schaar u resoluut achter de alternatieven die
in de Zuid-Europese landen (Syriza, Podemos), maar ook bij ons (Hart boven
Hard), in de vorm van oprechte volksbewegingen aan het ontstaan zijn, los van
de collaborerende sociaaldemocratie.
In de hoop mijn steentje te hebben bijgedragen tot de
noodzakelijke radicalisering van uw en tot nader order mijn partij, groet ik u
met hoge achting en zonder de minste twijfel met betrekking tot uw goede
bedoelingen en uw integriteit als politica,