dinsdag 14 juli 2015

brief aan Meyrem Almaci



Geachte mevrouw Almaci,

U kent mij niet en ik u eigenlijk ook niet, al weet ik natuurlijk wel dat u de huidige voorzitter bent van de partij waarop ik nu al meer dan dertig jaar stem omdat ik vind dat zij de enige is die consequent en op een geloofwaardige manier de twee belangrijkste problemen op de politieke agenda plaatst: ecologie en de steeds groter wordende sociale ongelijkheid. Ik vertrouw erop dat wat ik u hier te vertellen heb niets nieuws voor u zal zijn – maar misschien is het toch geen tijdverlies om deze brief toch maar eens aandachtig te lezen: ik vermoed dat ik de ideeën van veel van uw sympathisanten vertolk.

Ik heb het voorbije weekend heel veel gelezen. Troika, grexit, bail-out, schuldkwijtschelding en schuldherschikking, 1953, Varoufakis en Tsipras, ‘de instellingen’, Europa/Eurape. Ik heb echt mijn best gedaan om mij te informeren, zowel op de gangbare maar steeds minder betrouwbare websites als via de minder gangbare maar misschien wel meer te vertrouwen kanalen. De sociale media – ik bedien mij vooral van Facebook – bleken eens te meer een noodzakelijk hulpmiddel om informatie te verkrijgen en te verspreiden, om aan opinievorming te doen, eventueel zelfs om te mobiliseren.

Toch heb ik het gevoel dat ik van al dat hoog spel in Brussel, Berlijn en Athene weinig begrijp. Al die intriges blijven zich grotendeels aan het zicht en aan ons begrip onttrekken. En nog het meest van al aan elke democratische controle. Ik denk dat veel welmenende EU-burgers er zo over denken. Weinigen voelen zich echt betrokken en nog minder mensen hebben nog het gevoel dat ze via de democratie waar ze toch altijd in geloofd hebben kunnen helpen sturen. Hier wordt door zeer weinigen boven de hoofden van zeer velen beslist. Het gevoel van onmacht is buitengewoon groot en zal zich ongetwijfeld vertalen in het stemgedrag.

Het gevoel bedrogen te zijn is groot. En de desillusie in Europa moet, schat ik, gigantisch zijn. Hier kom ik op het punt dat ik in deze brief wil maken.

Talrijk zijn de linkse mensen, vermoed ik, die hun geloof in Europa verloren hebben. Ik ben een van hen. Ik heb in Europa altijd een na de Tweede Wereldoorlog tot stand gekomen vredesmachine willen zien, maar ook een politieke entiteit die bij de aanpak van de mondiale – in hoofdzaak ecologische – problemen een gewicht in de schaal kan werpen en die bovendien altijd de mogelijkheid in zich hield om tot een grotere sociale rechtvaardigheid bij te dragen. Tot nu toe nam ik er, zij het knarsetandend, de uniformisering bij, van de uitwassen van de grootschalige landbouw tot en met de vaak pietluttige regelgevingen die op den duur een bedreiging vormden voor elke lokale identiteit waarvan het samenspel toch altijd heeft bijgedragen tot de rijkdom en schoonheid van ons continent. Maar Europa heeft de voorbije week zijn ware gelaat getoond. Het is blijkbaar niet van plan zich te verzetten tegen een evident kwalijk TTIP-verdrag en door de manier waarop de Griekse crisis is aangepakt, blijkt Europa niet meer te zijn dan een dekmantel voor de belangen van de financiële machten. Ik hoorde vanavond op tv een Griekse hoboïst, lid van het orkest van de Griekse openbare omroep dat wellicht op de schop moet, zeggen: ‘Ik heb altijd geloofd in een Europese unie van de naties, niet in een Europese unie van de banken.’

Wat gaan al die ontgoochelde linkse mensen doen, de volgende keer dat zij naar een Europese stembus moeten om de Europese schijndemocratie vorm te geven? Want de Europese mandatarissen van de diverse socialistische partijen hebben niet zo’n beste indruk gemaakt, en de Groenen al evenmin.

Afgezien van het voorstel van Dirk Holemans, een van uw voorgangers als partijvoorzitter, om bij te dragen tot een (begin van) afbetaling van de Griekse schuld met een afbouw van de Griekse defensie en investeringen in duurzame energie in dat land, heb ik van de Europese Groenen in het algemeen, en van de Vlaamse in het bijzonder, niet veel vernomen. Meer nog, in een van de meest beklijvende teksten die ik de voorbije week las, de analyse van Peter Mertens (PVDA) van de confrontatie tussen Verhofstadt en Tsipras in het Europees Parlement, stond een stevige sneer naar Groen – en de strekking van die sneer was, als ik het goed heb begrepen, dat Groen niet voldoende radicaal afstand neemt van de kapitalistische dictatuur waarvan wij nu met z’n allen weten dat we eraan onderworpen zijn.

Mevrouw Almaci, ik moet u er niet van overtuigen dat we cruciale tijden beleven, en dat deze woelige dagen een momentum vormen dat de toekomst van Europa maar ook de toekomst van de Europese partijen, en dus ook van Groen, zal bepalen. De tijd is aangebroken om duidelijke standpunten in te nemen. Alleen zo zult u het electorale vacuüm, dat nu is ontstaan door de grote desillusie van vele linkse mensen, kunnen benutten.

Mevrouw Almaci, voor het eerst in mijn bestaan als stemgerechtigde overweeg ik radicaler links te stemmen. Enkel een expliciete ideologische afwijzing door Groen van de ondemocratische kapitalistische logica waarin wij nu gevangen zitten, kan mij hiervan weerhouden. En ik denk dat ik niet alleen ben. Doe het nodige om gedesillusioneerd gematigd-links op te vangen. Anders vrees ik dat uw partij aan die linkerzijde zal worden voorbijgestoken. Onderschat het momentum niet en schaar u resoluut achter de alternatieven die in de Zuid-Europese landen (Syriza, Podemos), maar ook bij ons (Hart boven Hard), in de vorm van oprechte volksbewegingen aan het ontstaan zijn, los van de collaborerende sociaaldemocratie.

In de hoop mijn steentje te hebben bijgedragen tot de noodzakelijke radicalisering van uw en tot nader order mijn partij, groet ik u met hoge achting en zonder de minste twijfel met betrekking tot uw goede bedoelingen en uw integriteit als politica,