Geachte heer Tsipras,
U kent mij niet en ik u eigenlijk ook niet, maar toch voel
ik de aandrang om u een bemoedigend woord toe te spreken. Natuurlijk weet ik
dat u de Griekse premier bent die dezer dagen wordt onderworpen aan wat een
niet bij naam genoemde EU-functionaris ‘mental waterboarding’ noemt. Dat is, en
u weet dat vast ook wel, de martelpraktijk waarbij het slachtoffer met het
hoofd onder water wordt geduwd, voortdurend in de onzekerheid verkerend of hij
wel op tijd naar lucht zal kunnen happen. Op die manier, zo veronderstel ik,
hoopt men u tot toegevingen te dwingen.
Eigenaardige praktijk vind ik dat, je verwacht zoiets niet
op het hoogste politieke niveau. En al zeker niet als daar wordt gezegd dat het
grootste probleem ‘vertrouwen’ is geworden. Beide partijen lijken elkaar niet
meer te vertrouwen, dat wil zeggen: zij verdenken de ander ervan een ándere
agenda te dienen dan deze waarover openlijk wordt gesproken. Maar dan vraag ik
mij af: hoe kun je het vertrouwen herstellen in iemand die je beul blijkt te
zijn?
Overigens is ‘vertrouwen’ een hoogst dubbelzinnige notie in
deze kwestie. Je hebt het vertrouwen dat het verkeer tussen mensen hoort te
regelen, en je hebt het vertrouwen waarvan sprake is op beurzen, wisselkoersen,
beleggersclubs: een irrationele factor die het monetair en financieel verkeer
regelt maar ook in de war kan sturen als het er niet is. In onze tijd lijkt het
me uitermate relevant die twee betekenissen van het woord ‘vertrouwen’ niet
door elkaar te halen.
Alexis (mag ik Alexis zeggen?), ik ken u dus eigenlijk niet.
U bent, als ik het goed heb, vrij nieuw in de politiek – en als dat waar is,
mist u, vrees ik, de ervaring om cynisch genoeg te zijn om de spelletjes te
doorstaan waaraan u nu wordt onderworpen, geklemd tussen het aambeeld van uw
politieke basis en de hamer van Europa. Daarom maak ik mij zorgen om u – en ik
besef meteen dat ik mij zorgen maak omdat ik u graag zie.
Mijn liefde voor u is niets anders dan een blind vertrouwen.
Waarop is het gebaseerd? Zeker niet op niets maar toch in elk geval op niet
veel.
Mijn kennis van de Griekse politiek en het economische
kluwen waarin u nu verknoopt bent geraakt, de geopolitieke machtsspelletjes, de
grote ego's van de Europese leiders... – die kennis is te beperkt om op basis
daarvan mijn vertrouwen in u te rechtvaardigen. Ik keek even op Wikipedia wat u
hiervoor hebt gedaan, het ontgoochelt me zeker niet maar het is toch ook niet
echt een politieke carrière om u te tegen te zeggen. Neen, mijn vertrouwen in u
heeft meer te maken met de indruk die u op mij maakt, en ook met de indruk die
uw politieke medestanders die tot nu toe het meest voor het voetlicht zijn
getreden, Yanis Varoufakis en Euclides Tsakalotos, bij mij hebben achtergelaten.
Euclides lijkt mij trouwens een goede voornaam voor een minister van Financiën,
maar dat geheel terzijde.
Waarom weet ik niet, maar ik kan niet anders dan denken, of
voelen, dat u integer bent, de beste bedoelingen hebt, niet zwelgt in de macht,
het beste voor hebt met uw volk. U lijkt mij een moedig man. En voor het feit
dat u unverfroren ingaat tegen het kapitalistisch totalitarisme kan ik alleen
maar bewondering opbrengen. Ik wou dat u mijn premier was.
Maar ik baseer mij op niet veel meer dan uw uiterlijk, uw
lichaamstaal, uw voorkomen. Uiteraard kunt u wat mij betreft met uw weigering
om een das te dragen alleen maar scoren, maar daar gaat het natuurlijk niet om.
Het heeft iets met uw ogen te maken, de manier waarop u die andere, gepokte en
gemazelde, staatsleiders begroet, en hoe u, zonder daar al te veel aanstoot aan
te nemen, hun neerbuigendheid met een ironische glimlach ondergaat. Vooral dat
gekus en geklets van die olijke Juncker moet u toch danig op de zenuwen werken?,
vraag ik mij dan af. Na al die vrolijkheid gaan jullie aan die onmetelijk grote
tafel zitten en dan zit u altijd een beetje afgezonderd van de rest, geïsoleerd
door uw voor niemand begrijpelijke taal en uw extreme standpunten, fysiek
geïsoleerd ook, en u ziet hoe die anderen onder elkaar overleggen hoe ze u gaan
uitroken. Dat moeten eenzame momenten zijn.
Het meeste indruk maakte u op mij in het Europees Parlement,
toen u met verbazing toekeek op de vaudeville van Verhofstadt, die zot van
eigen glorie. U hebt zijn clowneske uithalen met grote waardigheid beantwoord.
Het applaus dat u oogstte, een applaus dat veel langer duurde dan het applaus
voor Verhofstadt (maar dat zegden onze media niet), zal zeker ook voor een deel
door die waardigheid zijn ingegeven.
Ik hou van de manier waarop u uw blazer dichtknoopt en dan
nog een tijd uw hand op die knoop houdt, alsof u wil beletten dat uw jasje
terug openspringt. Misschien moet u toch eens een ander kopen, want het huidige
is te klein: onder die knoop is uw witte overhemd zichtbaar. Geen das, dat is
een statement. Maar die witte driehoek, dat oogt slordig. Of doet u het om Christine
Lagarde te jennen?
U straalt integriteit uit, maar tegelijk zie ik dat het
gewicht van de situatie op u begint te wegen. In het Europees Parlement had u
een zweer op uw onderlip. Dat wijst op vermoeidheid. De wallen onder uw ogen
worden donkerder met de dag. Ik hoop dat u dit hele gedoe – de voorstellen, de
waterboarding, het vooruitzicht om misschien het vertrouwen dat u bij uw volk
geniet te zullen verliezen – niet volledig alleen op uw schouders moet torsen.
Hoe fors ook die eruitzien, een mens kan zoiets niet alleen aan.
Alexis, ik wou dat u mijn wens kon horen. Ik wens u de
kracht toe om door te bijten, de moed om de vernederingen die u worden
aangedaan niet te aanvaarden, het vertrouwen dat uw volk u niet zal laten
vallen. Maar ik vrees dat ook de Grieken u uiteindelijk zullen opzijzetten
omdat ze alles bij elkaar niet de moed hebben om te geloven dat hun geluk niet in
hun portemonnee zit. En laat ons eerlijk zijn, in het verleden heeft een
meerderheid van diezelfde Grieken toch lange tijd behoorlijk laks en
onverschillig tegen de meer dan zichtbare corruptie aangekeken. Ik had ooit het
genoegen een paar dagen door uw land te reizen en het viel mij toch ook op dat
er, bijvoorbeeld in de talloze onafgewerkte appartementsgebouwen, wel heel veel
manifestaties van openlijke en dus schaamteloze corruptie waren.
Griekenland, zegt men, is de bakermat van de democratie.
Griekenland, weten we nu, ligt aan de basis van het grote demasqué van het in
essentie ondemocratische gehalte van de ‘instellingen’ die het wérkelijk voor
het zeggen hebben. Dat is mede uw verdienste, Alexis, en wat er ook gebeurt met
u en uw medestanders, die verdienste is groot en zal het denken van vele
Europeanen voorgoed veranderd hebben.
Alexis, ik sluit af. Ik hoop dat u het haalt, maar ik vrees
ervoor. Ik hoop ook dat uw volk zich niet tegen u keert. Ik hoop dat het niet
naar de wapens grijpt of in totale chaos wegzinkt. Ik wens de Europese leiders,
die uiteindelijk niet veel meer zijn dan de vazallen van de banken en de ‘instellingen’,
alle mogelijke gewetenswroeging toe omdat ze niet even moedig als u geweest
zijn. En ik hoop vurig dat de nieuwe politieke beweging die in Syriza, Podemos
en hopelijk nog andere organisaties bottom-up opstaat, zich spoedig vanuit het
Zuiden van Europa over het hele continent verspreidt.
Het ga u goed, Alexis. Dank u voor uw inzet. En zorg goed
voor uzelf,