VADERLOOS
De term ‘vaderloze maatschappij’ is ingeburgerd. Vaders verdwijnen
doordat huwelijken uiteenvallen of omdat ze halve moeders moeten worden. Of
domweg omdat ze geen tijd meer hebben voor hun kinderen. In breder perspectief
duidt de term op het afbrokkelende gezag en ontzag in onze cultuur, op de
erosie van traditionele waarden en van blind vertrouwen in de voorganger.
Vanuit het dogma van de individuele vrijheid en de vooronderstelling dat
iedereen sterk genoeg is om zich te beredderen, neemt elk mens er vrede mee
rond te dobberen op de oceaan van mogelijkheden. Met het idee dat hij het lot
in eigen handen houdt, en het volste vertrouwen dat de tocht ergens heen leidt.
Dilemma's blijven niettemin bestaan. Neem nu H.M. van den Brink, een
Nederlands journalist, geboren in 1956. Ik las van hem een tekst, ‘Een paspoort
dat niemand je af kan nemen’. Met dat paspoort bedoelt hij zijn vermogen om met
de taal, na het vroege verdwijnen van zijn vader, een eigen identiteit te
scheppen. Van den Brink formuleert het dilemma. Enerzijds juicht hij de
verworvenheid toe dat de mens zijn waarde niet langer ontleent aan iets waaraan
hij geen verdienste heeft: te zijn geboren in het gezin van een belangrijk man.
Erfrecht is voorbijgestreefd, net zoals erfzonde. Maar anderzijds erkent Van
den Brink dat in hem een verlangen bestaat naar het huis waar hij kan
thuiskomen en waar prompt het vetste schaap wordt geslacht voor het feest dat
diezelfde avond nog wordt aangericht. ‘Niet omdat ik het verdiend heb, maar
omdat ik onmiskenbaar de zoon ben van mijn vader en daardoor uitverkoren.’ Van
den Brink verlangt naar het ‘thuis’ waar een zingende man het kind, dat bang is
ontwaakt, optilt, zodat het tot rust komt door het trillen van de laagste tonen
in vaders borst.
Zou het kunnen dat de ‘vaderloze maatschappij’, meer dan door het
effectieve ontbreken van de vader, wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van
dit verscheurende dilemma?
Twintig jaar geleden verschenen in De
Standaard van 10 juli 1995