Een zomerse woensdagochtend, een uur of half acht. Ik ga brood
halen bij de bakker en zie, wanneer ik oostwaarts terugkeer, de zon onze straat
binnentuimelen. Ik kijk uit naar de dag, ben blij met dit licht, verheug mij op
wat komen gaat en popel om er met zin en energie in te vliegen. Maar eerst is
er een ontbijt met koffie en vers brood, S. zal ondertussen wel wakker zijn.