zondag 5 augustus 2012

schrikkel 204a

De uitbater van Hotel Am Kapellchen (dat zo heet omdat het zich tegenover een kapel bevindt maar misschien ook wel omdat je binnenin het hotel heel wat religieus getinte parafernalia kunt aantreffen: bijbels, kruisbeelden, religieuze afbeeldingen…) gelijkt volgens S. op de Franse acteur André Dussolier. Hij heeft een vriendelijke en – als dat zou kunnen, zou ik zeggen: – nogal rooms-katholieke kop met vroeger wellicht rosblond en nu grijzend halflang haar en rood aangelopen kaken. Zijn embonpoint poogt hij met een uit de broek gelaten overhemd te vergoelijken. We troffen hem gisteren in de late namiddag soezend op zijn terras aan en het duurde wel eventjes voordat hij, na ons aanbellen, kwam opendoen. Zijn dashond liep hem daarbij voor de voeten.
Terwijl S. zich nog aan het klaarmaken is voor het vertrek van onze rit vanuit Kornelimünster over de Eifel, de koninginne-etappe van onze reis zeg maar,  vraag ik de man om de rekening. Terwijl hij die opmaakt, informeer ik hoe lang hij al hotelier is, of de zaken een beetje marcheren – dat soort dingen. Mijn – ik moet het toegeven, deels door zijn wufte maniertjes ingegeven – vermoeden dat hij een beetje miscast is, wordt bevestigd. Maar dan op een andere manier dan mijn vooroordeel het had doen verwachten. De man beantwoordt heel vriendelijk mijn vragen. Am Kapellchen werd gestart door zijn grootvader. Dat moet intussen al meer dan een halve eeuw geleden zijn, schat ik, dus in het decennium na de Tweede Wereldoorlog. (Wat heeft die grootvader in díe jaren gedaan?, is dan het soort vragen dat in je opkomt maar dat je niet durft te stellen.) Na de dood van de grootvader nam de vader de zaak over, en daarna de zuster. Maar die overleed vroegtijdig en zo sukkelde André Dussolier min of meer onverhoeds in het hoteliersvak. De ondertoon van zijn woorden is: ‘Ik had geen keus’ – maar ik vermoed dat ook privé-omstandigheden (geen andere of betere vooruitzichten?, werkloosheid?) een rol hebben gespeeld. Op mijn vraag hoe de zaak bolt, antwoordt hij: ‘Het zou beter kunnen’ en hij incasseert de 75 euro die ons verblijf hier heeft gekost. Er komen te weinig gasten. ‘Ik zal bij al mijn kennissen die in Kornelimünster willen overnachten reclame voor uw hotel maken’, beloof ik. Niet zonder ironie want zoveel kennissen heb ik nu ook weer niet.
Op weg naar buiten pakt Dussolier van een stapel bijbels het bovenste exemplaar en biedt het ons gratis aan. We weigeren het woord Gods: we moeten spaarzaam zijn met overtollig gewicht. De man wijst ons de weg naar het fietspad dat is aangelegd op de spoorwegbedding richting Roetgen en wuift ons uit.