Het was een eeuwigheid geleden. Zeker tien jaar, het kunnen
er ook vijftien zijn. Dat L. het regelmatig doet, of deed, merkte ik aan het
feit dat hij het bord meteen juist plaatste, de stukken op hun juiste plaats
zette, me de in zijn vuisten geknelde witte en zwarte pion voor de neus hield.
Ik tosste wit en opende met E2-E4. Voorzichtig maar wat wil je, na al die tijd.
L. ontwikkelde zijn stukken sneller en was daardoor aanvankelijk in het
voordeel. Pas toen ik er eindelijk in slaagde om het koninginnepaard en de
koninginnetoren in het spel te brengen, kon ik, door heel gretig stukken te ruilen
en, vooral, doordat L. niet gepast anticipeerde op een vork, het evenwicht
herstellen. We stevenden af op een eindspel met elk enkel nog drie pionnen en
elk een paard en daarin wist ik, door op tijd met mijn koning voorwaarts te
trekken, het niet gebonden zijn van L.’s pionnen in winst om te buigen!