120725 In Dudelange vinden we in het hotel met de olijk gespelde naam ‘Mille 9 Sens’ nog een kamer. Nummer 203. De laatste vrije, naar verluidt. We maken op het terras op het pleintje voor het hotel kennis met een koppel dat in Torhout blijkt te wonen. Mia is vroedvrouw en Philip (‘op zijn Engels geschreven’, voegt hij er meteen aan toe) is – dat kon ik al, nog voor hij het zegt, opmaken uit enkele opmerkingen over gebouwen en de manier waarop de mensen hun dorpen inrichten, etcetera – architect. We geraken aan de praat. Zij hebben net enkele etappes van een grand randonné achter de kiezen (te voet) en keren morgen terug met de trein vanuit Luxemburg. ‘Maar ik ken u ergens van’, zeg ik tot Philip. Blijkt dat hij in hetzelfde college heeft gezeten. En uiteindelijk blijkt Philip Philip Z. te zijn. Ik heb hem nooit persoonlijk gekend, hij was twee jaar ouder, hield zich op in de omgeving van Filip (‘op zijn Vlaams’) C., de broer van mijn schoolkameraad toen. Maar hij, Philip, had wel een broer die in mijn jaar zat. Ook met die broer had ik geen rechtstreeks contact – maar kijk, een oogopslag, een trek rond de mond, en dan nog maar in de periferie van mijn kennissenkring van toen waargenomen: dat blijkt genoeg om meer dan dertig jaar later iemand te herkennen die je nooit gekend hebt, hoe vreemd zitten onze waarneming en ons geheugen niet in elkaar!
Het gesprek, overigens, gaat voornamelijk over trektochten en ligfietsen.