vrijdag 10 augustus 2012

schrikkel 210

‘’t Is een pest, die straatfeesten tijdens de zomer.’ Dat zegt P. en hij kan het weten want hij moet met zijn boekskes dikwijls de hort op. Driehonderd verdeelpunten, begin er maar aan. ‘En als zo’n straat is afgezet voor alweer een pensenkermis of een paëlla-avond voor drie buren en een paardenkop, moet je vaak een flink eind omrijden. En denk maar niet dat het goed aangeduid is hoe je moet omrijden. Een ramp, ik ken ook niet al die dorpen van buiten!’ Ik moest aan P. denken, toen we door Bredene fietsten op weg naar het strand – neen, niet het naaktstrand, daarvoor was het nog niet warm genoeg. Er viel zelfs nu en dan een druppel. Op de heenweg waren ze de sound aan het checken. Op de terugweg bleek een heerschap recht uit de jaren vijftig hierheen geschoten. Zijn rocket stond achter het podium opgesteld. Hij was zich met bekwame spoed, grijze paardenstaart in de nek, door een playlist met vroege rock & roll aan het werken. Chuck Berry, Gene Vincent. Dat soort stuff. Eddie Cochran, die zijn problem to the United Nations wil brengen. Summertime Blues. De gammele gitaar werd al evenzeer als slaginstrument gebruikt als om wat lijn in de melodie te krijgen. Wat verderop in de met lege tafels volgeparkeerde straat werd schuchter een eerste pint getapt. Een dame, krulspelden in het haar, stond in haar deur. De poes krols op de vensterbank, tussen de sanseveria’s.