woensdag 17 september 2014

tour 154



20 mei 2014

dag 22.1

Wanneer ik ’s morgens vertrek in het Hôtel du Grand Cerf weet ik nog niet dat dit mijn longest day zal worden. Het is ondertussen duidelijk geworden dat ik morgenavond thuis kan zijn. Ik moet nog 260 kilometer overbruggen. Niet onoverkomelijk, als ik zie welke etappes ik de voorbije dagen bij elkaar heb gereden. Ik mik dan ook op een afstand van ongeveer 130 kilometer, wat mij ergens ter hoogte van Arras moet brengen. Maar vandaag zal ik, behalve schrijven in mijn hoofd en een paar keer halt houden voor de noodzakelijke ravitaillering, niets anders doen dan: fietsen! De wind zit goed en ik zal veel verder geraken dan voorzien. Ik zal in de loop van de voormiddag op het idee komen om door te fietsen tot in Ieper, waar ik bij Pol hoop te kunnen logeren. En ik zal vandaag ook meer dan 100 kilometer in de gietende regen fietsen.

’s Morgens in de kamer liet het weerbericht van Télé Matin er al geen twijfel over bestaan: aan onweer zal ik niet kunnen ontsnappen. Een depressie met bijbehorende hevige regenbuien stroomt in de loop van de voormiddag via Normandië noordwaarts het land binnen, en die weersverandering zal zich sneller voltrekken dan ik kan fietsen. Het enige wat mij te doen staat, is zo lang mogelijk droog blijven.

Dus rijd ik. Ik rijd van Neufchâtel-en-Bray noordoostwaarts, altijd maar noordoostwaarts, en ik zie het landschap stilaan veranderen en wijken voor de mij maar al te vertrouwde lelijkheid. Windmolens die een dreigend geluid maken, zeker als het stevig waait en er donkere wolken op de achtergrond verschijnen, worden ingeruild voor terrils. Het golvende land tussen Bresle en Somme gaat stilaan over in de vlakte van de Pas-de-Calais. De laatste natuurstenen gebouwen, die nog enige stilistische uniformiteit vertonen en verbondenheid met de bodem en dus ook met het landschap, ruimen baan voor die meedogenloos veelvormige en legoachtige baksteenarchitectuur die ook mijn streek kenmerkt en verminkt. En de afwezigheid van welke industrie dan ook maakt plaats voor de restanten van mijnbouw tussen Béthune en Lens.


Maar dan is het al beginnen te regenen. En het houdt niet op. Ik moet op een gegeven ogenblik – en het is nog maar vijf uur – zelfs de lichten van mijn fiets ontsteken. Ik heb mijn regenjack aan maar dat is op den duur niet veel meer dan een psychologisch hulpmiddel. Ik kom uiteindelijk op vertrouwd terrein. In Bailleul wordt de straatverlichting al ontstoken. Ik moet nog de Zwarte en Rode Berg over, maar na alles wat ik al achter de kiezen heb, merk ik niet eens dat dit überhaupt hellingen zijn! Ik rijd België binnen. Natuurlijk is het eerste wat opvalt de verkiezingspropaganda. Kandidatenfoto’s proberen mij te overhalen om voor een zeer recent tot stand gekomen Vlaams-nationalistische partij te stemmen. Mon oeuil! Ik bereik Loker, en dan Dikkebus. Het is kwart over negen wanneer ik eindelijk kan afstappen op de oprit van Pols woning, op 3 kilometer van Ieper. Ik heb meer dan dertien uur gefietst vandaag, en 205 kilometer afgelegd. Eén keer slechts legde ik op één dag een grotere afstand af. Dat was in 2003, denk ik, toen ik vanuit Bois-de-Cise nabij Le Tréport in één trek naar huis fietste en 237 kilometer aflegde. Maar dat was met een koersfiets, met 10 kilo minder lichaamsgewicht, en zónder bagage.