als ik op de koude torenkamer zat waarvan men de deur van
buiten had gesloten, waar ik alleen zat met de lappen stof en de schaar die men
mij had gelaten omdat men hoopte dat ik niet meer wist dat ze enkel moest
dienen om de stof te verknippen tot fragmenten verdriet en te vernaaien tot
lappen medelijden – rood, geel, blauw, wit, zwart, zwart, zwart. Soms naaide ik
slechts lappen zwart aan elkaar.
Dirk de
Witte, De formule van Lorentz, 71