vrijdag 20 mei 2022

notitie 191

(220520)

OCHTENDNEVEL

Wat doe je als je alweer veel te vroeg op bent en hebt gelezen tot het eerste licht? En als daarenboven het weer nog goed is maar er voor straks, wanneer de ochtendnevel zal zijn opgetrokken, zware regenval is aangekondigd en je tot binnenblijven zult veroordeeld zijn? En als je denkt aan de dagelijkse portie beweging die je nodig hebt?

Juist. Dan hijs je om zes uur jezelf de fiets op en je maakt een rit langs het kanaal tot aan Nieuwege-brug, om vervolgens door de Meetkerkse polder terug te keren tot aan de fietsbrug naast de Expresweg, waarover je opnieuw het kanaal oversteekt om dan langs het Waggelwater en de roeiclub op huis af te fietsen.

De nevel boven het kanaalwater verdicht wat verderop tot mist, je kunt ternauwernood nog de bomen aan de overkant zien. Met de belichting van de opgekomen rode bol kan dat mooie plaatjes opleveren. Je stopt om er een te maken, maar je zorgt dat je rap weer weg bent want je wilt de vrouw die je daarnet nog, ter hoogte van de roeiclub, voorbijstak en die hier straks zal voorbijkomen niet verontrusten. Een man alleen die je lijkt op te wachten langs een kanaal waar op dit vroege uur geen andere mens passeert…

Het café bij de brug van Nieuwege staat nog steeds te koop. Op het bochtige baantje naar Houtave probeer je nog je het licht te vangen dat op de halmen van het koren valt. Om straks te posten. Zullen de vogels, die hier talrijk zijn, erop te horen zijn? Dat valt nog te bezien. Je ziet: duiven, een kakkende kraai op een telefoondraad, een witte kwikstaart die golvend op de vlucht slaat, een fazant die denkt met lopen aan mijn moordende fiets te ontkomen maar dan uiteindelijk toch moet opvliegen, een koppel kuifeenden in de gracht. Dwaas kijken koeien in de mist me na.

 



Langs de landweg naar Meetkerke zijn de bermen al afgereden. Enkel stoppels blijven over, verschroeid door de droogte van de voorbije dagen. Hoeveel leven is hier verstoord – en waarom? Ik slalom tussen de tientallen naaktslakken die van rechts naar links grote oversteken maken en schat het percentage dat het, ondanks het geringe aantal passanten, niet zal halen. In een eindeloze akker van uitgedroogde zwarte klei – met op de achtergrond de dorpskern gehuld in nevel – steken de eerste maïssprieten de kop op.

Voorbij de molen hoor ik een koekoek, en wat verderop ook nog een specht. Een koppel bergeenden vliegt op. Een man in werkkiel staat voor zijn huis op straat. Hij stapt zijn oprit op en sluit het hek. Wanneer ik op zijn hoogte kom en hem wil groeten zie ik een boze blik en een vuil erf. Ik slik mijn groet in. Ik passeer wat verderop aan het huis met achter een raam op de verdieping een bord met daarop in witte letters op bleekblauw: ‘My home is where my books are’.

Ik realiseer me dat het dag op dag vier jaar geleden is dat ik viel. Ik kom voorbij het ziekenhuis en herinner me hoe het voelde toen ik van daaruit aan de overkant van het kanaal vroege fietsers zag doen wat ik net deed.

Ik kom thuis en schrijf dit stukje. Zo meteen begint de dag.