dinsdag 31 mei 2022

notitie 201

(220528)

MONOLOOG

Mag ik, theaterleek, over theater schrijven? Zeker niet als het mijn bedoeling is om die voorstelling te recenseren. Daartoe ontbreekt mij de nodige kennis en ervaring. Ik beheers de taal van de dramaturg niet, ik heb geen vergelijkingspunten, geen historisch overzicht. Ik ken de afspraken en codes niet. Ik ben geen reïncarnatie van Wim Van Gansbeke. Ik zou wel een verslag voor mezelf kunnen schrijven, een soort van memorandum: tegen het vergeten. Maar heeft, behalve ikzelf, iemand daar iets aan?

Welnu, ik héb een theatervoorstelling gezien. En ik voel de behoefte om er iets over te schrijven.

Het is moeilijk om over een discipline te schrijven waarmee je niet vertrouwd bent. Daarom schrijf ik zelden over beeldende kunst. En al helemaal niet over muziek. Daartoe ontbreekt mij het vocabulaire. Ik zie wel graag kunst (heel vaak ook niet, maar dat doet er niet toe) en ik hoor zeker ook graag muziek. Maar ik kan daar niets over zeggen zonder in hol gebrabbel te verzanden. Zeker als het over beeldende kunst gaat. Ik heb net iets te vaak teksten moeten persklaar maken waarin werd geleuterd over ‘een overgang van figuratief naar abstract’, en over een ‘wezenlijke expressie van een ervaring van zijnsgeworpenheid’ en meer van dat fraais. Over muziek schrijven vergt dan weer een techniek die ik totaal ontbeer. Ik bedoel: je kunt het, vermoed ik, niet anders dan met technische termen doen: je moet het over tempi hebben, harmonie, klankkleur etcetera… – en dat kan ik dus niet. Daarom zwijg ik over muziek.

Ik zag een monoloog van Sam Louwyck: Monoloog #3 - Midnight Love. Het stuk ging over een man die moeilijk opstaat, zichzelf ertoe beweegt een copieus ontbijt te nuttigen, daarna besluit om een koffie te gaan drinken in The Star Club en vervolgens een wandeling te maken. Hij denkt na over – onder meer – de deeleconomie en de toegenomen onveiligheid in de maatschappij. En op zijn wandeling ontmoet hij een reebok en ook een baviaan (hij maakt die wandeling in de buurt van Kaapstad). De ontmoeting met de baviaan brengt hem aan het schrikken. Hij denkt over ouder worden, en dat dat toch niet gemakkelijk om te aanvaarden is: het vel is niet meer soepel, de gewrichten sputteren tegen, de onderrug protesteert, het hoofd wordt kaal. ‘Is dat erg? Ja, dat is erg!’ Louwycks voortdurende heen-en-weergedraaf werkte op mijn zenuwen. Maar zijn tekst was aandoenlijk. En het strafste was nog de muzikale begeleiding. Ik wist vooraf niet dat er livemuziek zou zijn. Het was dan ook een aangename verrassing te zien dat onder andere Roland Van Campenhout van de partij was in een ensemble met verder ook nog gitarist Danny Bossaer, accordeonist Rony Verbiest en een Italiaanse slagwerker wiens naam me is ontsnapt. Zij schraagden de monoloog met een sfeervolle jazzimprovisatie die me aan Bill Frisell deed denken. En wie was die zangeres die helemaal op het eind vanuit de coulissen tevoorschijn kwam om een indringend liefdeslied te brengen? Was dat Antje De Boeck? Een telefoontje met mijn goede vriend Bart V., die achter de schermen van het Cultuurcentrum Brugge schitterend werk levert, bevestigde mijn vermoeden: het was wel degelijk Antje De Boeck die deze voorstelling mooi in evenwicht bracht en memorabel maakte.

Voilà, nu kan ik dit misschien wat langer onthouden.