OORLOG IN VREDESTIJD
Het is iets wat ik bij mooi weer vaker ga doen, denk ik: met een boek en wat tekengerief en een kampeerstoeltje en een fles water in mijn fietstas goed-komt-het-uit wat rondfietsen in de omgeving, totdat ik ergens een bankje vind of een geschikt plekje, om daar wat te lezen, te tekenen, uit te rusten.
Ik weet het, het is de fietsrecreatie van de wat ouder wordende fietsrecreant. Maar dat sportieve en gevaarlijke alleen-maar-fietsen in groep, samen met andere ouder wordende fietsrecreanten op veel duurdere fietsen dan die van mezelf hoeft er niet meer bij. Ik opteer voortaan voor mijn combinatie-ontspanningsformule waarbij zowel het hoofd als de benen aan hun trekken komen, zowel de longen als de ogen. En ja, een mens moet toch ook eens buiten komen, nietwaar.
Zo dus ook vandaag. Ik fiets richting Zeebrugge en houd halt langs het Boudewijnkanaal, ter hoogte van Zwankendamme. Daar staan een picknicktafel en een bank. Op die bank neem ik plaats. Ik lees, kijk wat voor me uit naar de schepen die in de haven worden gelost, en slaap – ja, ik ben helemaal weg, word pas wakker van mijn eigen gesnurk.
Ik heb La vie extérieure van Annie Ernaux bij: dagboekbladzijden uit de jaren negentig. En daarin stuit ik op een passage die, hoewel een kwarteeuw geleden geschreven, mits wat veranderingen van eigennamen perfect toepasbaar is op wat we vandaag beleven. Op het ogenblik dat Ernaux schrijft, 14 april 1999, woedt de oorlog in Joegoslavië volop. ‘Les colis affluent pour les déportés kosovars et des milliers de gens offrent d’acceuillir chez eux une famille.’ En in de volgende zin heeft ze het over ‘une cause unique: Milošević.’ (140) Vervang ‘Kosovaren’ door ‘Oekraïners’ en ‘Milošević’ door ‘Poetin’. L’histoire se répète. 6 april 1999 is, meldt Ernaux, paasmaandag. Het is, net als vandaag, een mooie dag, de mensen eten op de terrassen. Ernaux schrijft: ‘Je me suis aperçue que pendant un après-midi entier je n’avais pas pensé une seule fois à la guerre des Balkans.’
Vandaag is het 7 mei 2022. Ook een mooie dag, maar wel een andere oorlog. Ook ik lever mij uit aan de genoegens van de vrije tijd en het mooie weer. Ook ik heb een hele namiddag niet aan oorlog gedacht. Ik weet dat er een wordt gevoerd, nu, op dit ogenblik, ginder ergens in het oosten. Maar ik zit hier op deze bank langs het Boudewijnkanaal. Ik lees en ga dan languit liggen en voel de zon op mijn wangen en slaap een beetje en kijk dan weer naar hoe de schepen in de binnenhaven worden gelost. Honderden, neen, duizenden auto’s worden uit het gigantische ruim op de kade gereden en zullen hun weg vinden over het hele vasteland. Dit gaat maar door. De economie is een anonieme, onverschillige machine.
Het boek is uit, ik stop het in mijn fietstas, breek op en rijd verder.