DEMYSTIFICATIE
Ik heb vele leesprogramma’s en u raadt het: de meeste blijven onvoltooid. Een ervan heb ik sinds kort aangevat: de lectuur van Speak, Silence door Carole Angier, de eerste biografie van W.G. Sebald, en parallel daarmee het herlezen van de boeken van mijn geliefde schrijver. Bedoeling is om de boeken van Sebalds in omvang beperkte oeuvre ter hand te nemen au fur et à mesure de biografe ze in haar boek behandelt.
Een leuk vooruitzicht want ik doe niets liever dan Sebald lezen. En dat meen ik zeer letterlijk. Niets. Zelfs niet luisteren naar de reclame op de radio of het haar van een ander uit het afvoergat van de douche peuteren.
Ik ben nog niet zo heel erg ver gevorderd in Angiers biografie. Ik ben nu ongeveer bij bladzijde 70 van de ongeveer 450 aanbeland (daarna volgt nog een ‘apparaat’ van liefst 170 bladzijden). Niet ver genoeg dus om definitieve conclusies te trekken, maar toch al een voorlopige.
Iets aan de toon die Angier aanslaat staat mij niet aan.
Hoewel zij Sebald erg lijkt te bewonderen (en terecht, waarom anders zou zij die biografie hebben geschreven?), lijkt zij toch niet aan de neiging te kunnen weerstaan om hem als een heilig huisje te beschouwen. En we weten wat er met heilige huisjes gebeurt.
Wanneer ik, parallel dus, Sebald herlees, en dat is naar aanleiding van hoofdstuk 4 in Speak, Silence, het onderdeel ‘Il Ritorno in patria’ van Duizelingen (voorheen, in de eerste Nederlandse vertaling, Melancholische dwaalwegen), dan kan ik opnieuw, voor de zesde keer inmiddels, niet anders dan volop genieten van de merkwaardige, groteske, intreurige, overduidelijk erg fantasierijke verhalen die daarin worden opgedist en aaneengerijgd in een overweldigende stroom van associaties en opsommingen waarin je niet anders kunt dan met veel plezier te worden meegesleurd.
Hoe pietluttig komt dan het gevit over waarmee Angier in Sebalds geboorte-oord Wertach de allerlaatste in leven zijnde getuigen gaat opzoeken om bij hen de gegevens die Sebald heeft gebruikt te verifiëren, en om er tot de vaststelling te komen dat veel zaken ‘niet kloppen’. Hey, mevrouw Angier, Sebalds boek is fictie hé! Erger nog wordt het wanneer de biografe het nodig acht om met grote nadruk te noteren hoeveel leed de schrijver zijn ‘materiaal’ heeft berokkend. Door zijn fantasierijke vertellingen en verhaspelingen van de werkelijkheid voelen de betrokkenen zich onheus bejegend.
‘The narrator of “Il Ritorno in patria” thus is and is not Sebald (…) he starts with himself, and never really leaves himself, in essence and often in detail. And the same is true for his other characters. They too are shot through with literature, with echoes and inventions, but they too remain recognisably themselves, often with painful consequences.’ (60)
Mijn ergernis over deze toon was al ingezet toen bleek dat Carole Angier zich opwond over de werkwijze van Sebald. Ja, zijn boeken zijn een patchwork van verwijzingen, echo’s en citaten. Een algemeen aanvaarde praktijk, toch – zolang het geen achterbaks plagiaat is – maar Angier lijkt uit op onthullingen en geeft op die manier blijk van een wel erg opvallende argwaan. In haar hoofdstuk over ‘Il Ritorno…’ brengt ze verslag uit van een wandeling die ze maakte op het traject dat Sebald beschrijft waar hij zijn verteller naar zijn geboorteplaats ‘W.’ laat stappen. Angier geeft aan dat Sebald in dat verslag fragmenten echoot en citeert van Georg Büchner, Thomas Bernhard, Peter Weiss, E.T.A. Hoffmann en, ‘[a]bove all from Kafka’ (59). En zij zegt dat Sebald weliswaar niet ‘steelt’, ‘but the echo is unmistakeable’ (58). En tussen haakjes stelt ze, nogal malicieus, over dat ‘stelen’: ‘which will become his regular trick’ (58).
Tot nu toe was W.G. Sebald voor mij een idool, een soort van halve heilige. Ik plaatste hem op een heel hoog voetstuk. Het hoogste zelfs. Ik herinner mij levendig hoe het nieuws van zijn te vroege dood mij midscheeps trof, zoals ik het nooit eerder bij het overlijden van een door mij bewonderde schrijver had ervaren. Ik zou liever hebben dat dat beeld bij de verdere lectuur van Angiers biografie niet wordt aangetast. Ik zou liever hebben dat zij mij Sebalds geschriften nog meer leert waarderen dan nu het geval is, wat toch het opzet van een biografie zou moeten zijn – de kwalijke kanten van zijn persoonlijkheid, althans voor zover die er in de ogen van Angier blijkbaar zijn, interesseren mij eigenlijk niet.
Voor haar biografie kreeg Carole Angier geen inzage in de nagelaten en ongepubliceerde documenten van haar studieobject, noch wilden diens nabestaanden haar te woord staan. ‘Even his published words, in books and interviews, can be quoted only within the limits laid down by the law.’ (vii)
Carole Angier, Speak, Silence. In Search of W.G. Sebald (2021)