De boekdelen van onze
encyclopedie waren bijzonder mooi afgewerkt. De harde kaft was bekleed met
zwart linnen. Behalve de bladgoudbelettering toonden de ruggen ook een
versiering met verticaal oplopende lijnen, die de volumes een antieke
architecturale uitstraling gaven. Naast elkaar in het gelid vormden de
boekdelen een tempel van wetenschap en kennis, een zuilengang waarin het goed
toeven en dwalen was.
Ik heb gedurende een
zekere periode, toen ik een jaar of tien was, een na een deze encyclopediedelen
doorgebladerd. Ik was op zoek naar chemie want dat was de fascinatie waaraan ik
op dat moment ten prooi was gevallen. Ik kickte, zonder er ook maar iets van te
begrijpen, op scheikundige formules. Ik scande elke bladzijde, waarvan de
spiegel uit twee, door een verticale haarlijn van elkaar gescheiden kolommen
bestond, op zoek naar uit de hoofdletters C en H en N en O en uit cijfers en
ondoorgrondelijke verbindingslijntjes (enkele en dubbele) bestaande
constellaties, en tekende die dan over in een schrift, waarbij ik dan de soms
ellenlange namen van de stoffen schreef waarvan zij de chemische samenstelling
evoceerden: adenosinetrifosfaat, benzodiazepine, carboxymethylcellulose. Neen,
ik begreep er niets van, ik was enkel gebiologeerd door de ondoorgrondelijke
esthetiek van het notatiesysteem en door de onuitspreekbare, bezwerende poëzie
van de stofnamen.
Maar op een bepaald moment, ik denk ergens in het boekdeel met de
letter C, werd deze autistische fascinatie door alweer een ander à fonds perdus verdrongen. Ik was als de
twaalfjarige Smoeeël in Judas van
Amos Oz, die besloot 'de hele Hebreeuwse Encyclopedie te lezen, deel voor deel,
lemma voor lemma, in alfabetische volgorde, omdat alles hem interesseerde en
zelfs de dingen die hij niet begreep'. Maar, schrijft Oz, die ongetwijfeld in
die jongen zichzelf zal hebben herkend, 'toen hij bijna halverwege de letter
alef was gekomen, kreeg hij er genoeg van en hield hij ermee op'.25
25 Amos Oz, Judas, 159
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2