Het contact tussen mijn ouders en de buren behelsde gedurende
enkele gelukkige jaren méér dan enkel het gedeelde gebruik van onze telefoon.
André Bellemans was een handige Harry en werd regelmatig ingeschakeld voor
klussen die een technische vaardigheid vereisten waarover mijn moeder niet
beschikte, en mijn vader nog veel minder: elektriciteit, het met tegels
bekleden van de badkamerwand... Hij liet zich daarvoor betalen, wat erop wijst
dat de relatie toch ook een zakelijk karakter bleef behouden. Al geldt
natuurlijk de oeroude Vlaamse wijsheid Goede
rekeningen, goede vrienden. Hoe dan ook, er ontstond, naast deze
pragmatische verhouding, iets als een burenvriendschap. En die culmineerde in
de eerste helft van de jaren zeventig in een aantal gemeenschappelijke
activiteiten waarvoor vriendschap nodig is om ze op een aangename manier te
kunnen voltrekken.
De burenvriendschap was opmerkelijk omdat beide koppels toch een
heel andere sociologische achtergrond hadden. Heel wat onderwerpen moeten
onbespreekbaar zijn geweest. Niet dat ze te heikel waren, neen, wel omdat de
dingen die mijn ouders bezighielden toch min of meer buiten het bereik van de
Bellemansen moeten hebben gelegen – en vice versa natuurlijk ook. Ik vermoed
dat ze vooral elkaars gezelschap nodig hadden. Ze waren – in al hun
eenzelvigheid – op elkaar aangewezen.
Op zaterdagavonden kwamen de twee koppels samen om te kaarten. Dat
gebeurde afwisselend bij ons thuis en bij de buren. Het spel dat ze speelden,
heette 'manillen'. De kaarten werden geschud. Schaffelen, zeiden de
Bellemansen. Bij ons heette dat: michelen – met de ch uitgesproken zoals in de persoonsnaam Michelle.
De toevalsfactor werd in dat schudden zoveel mogelijk teruggedrongen. Daarna
speelden denken en slagen tellen en vooruitrekenen een grote rol. Ook het
samenspel was belangrijk. Ja, de partners – de koppels speelden tegen elkaar –
dienden goed op elkaar ingespeeld te zijn en moesten elkaars manier van spelen
kunnen lezen. Ze konden elkaar voorzetten geven, bijvoorbeeld door met een op
tafel gegooide verloren kaart aan te geven welke soort gewenst was om een
volgende slag te kunnen binnenhalen, en daarop moest dan worden ingespeeld: de
suggestie diende te worden begrépen. Wie hierin tekortschoot, kon zich na het
spelletje aan een flinke uitbrander verwachten.
Ik vraag koekens aan en gij gaat daar niet op in. Ge komt ertens
uit en ge weet dat ik er daar geen van heb!
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2