Wij woonden in een rustige straat waar overdag maar weinig auto's
passeerden, misschien maar tien of twintig en, normaal gezien, 's nachts al
helemaal geen. Maar 's winters is het vroeg donker en dan was er toch wel
avondverkeer van auto's met ontstoken lichten en als ik dan al in mijn bed lag,
gebeurde het dat door de kieren van het neergelaten rolluik dat licht de kamer
binnendrong en op de muur tegenover het raam werd geprojecteerd, waarbij de
spleetvormige lichtvlekken precies de andere richting uitgingen dan deze waarin
de auto door de straat reed: reed de auto richting Lorreinendreef, dan
verplaatsten de lichtvlekken op de muur zich richting Engelendalelaan, en reed
de auto richting Engelendalelaan, dan spoedden de lichtvlekken zich naar de
Lorreinendreef. Camera obscura.27
Tegenover ons huis, naast de oprit van de familie Depauw, stond
een lantaarnpaal en die wierp 's nachts een geruststellende lichtvlek op ons stukje
straat en op de toegang tot onze tuin.
Licht en schaduw spelen 's nachts voor het kind een belangrijke
rol. Het licht, zoals de geluiden die elders in het huis worden gemaakt, vormt
de verbinding, voor het overige tijdelijk opgeschort, met de wereld. Het
versterkt het geloof dat de dingen zich de volgende dag precies zo zullen
gedragen zoals ze dat vandaag hebben gedaan. In volslagen duisternis komt alles
op de helling te staan, is er geen houvast.
Daarom waren die kier en het licht op de gang zo belangrijk. Soms
gebeurde het dat iemand dat licht doofde nog voor ik in slaap gevallen was. Dat
bezorgde mij het gevoel vergeten te zijn, onbelangrijk te zijn. Het maakte mij
triest.
Als ik echt de slaap niet kon vatten en de troost van het licht op
de gang moest ontberen, kroop ik mijn bed uit en sloop, zonder geluid, de trap
af, waar ik op mijn tweede trede ging zitten. Een paar keer werd ik daar
betrapt omdat ik niet had gehoord hoe mijn moeder was rechtgestaan –
waarschijnlijk omdat zij mij toch had horen naar beneden komen of, misschien,
doordat zij met haar moederlijke instinct mijn aanwezigheid daar had
aangevoeld. Zij zegde niets, duwde mij naar boven. Mijn vader mocht niet
gestoord worden, zijn toorn niet gevoed. Maar zij liet nu wel opnieuw het licht
branden en daar trok ik mij, eens terug in bed, aan op.
27 António Lobo Antunes in Reis naar het einde: 'De dageraad schoof
glanzende stroken licht tussen de lamellen van de jaloezieën door, die scheef
als het loeien van vuurtorens in de mist door de kamer heen trokken en een
bleke notenbalk op de muur tekenden.'
lees
vanaf hier
deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2