vrijdag 22 mei 2020

LVO 190



In de Populierendreef heb ik mijn slaapkamer moeten delen met mijn broer, tot hij, op zijn eenentwintigste, voor zijn hogere studies naar Leuven trok en daardoor veel afwezig was – en dan nog had ik het rijk niet voor mij alleen. Aanvankelijk waren er geen privacygerelateerde problemen, zoals dat in sociaalwerkersjargon wellicht geduid wordt, want ik was vier en mijn broer dus tien. We waren gewoon tot delen verplicht omdat er voor drie kinderen maar twee slaapkamers waren. We stonden daar verder niet bij stil.

Meestal verliep de coëxistentie vreedzaam, er waren maar weinig slaapgerelateerde of seksueel gekleurde incidenten. Dat kunnen we afvinken.

Gezien het leeftijdsverschil lijkt het aannemelijk dat ik, zeker in die eerste jaren, de slaap heel wat vroeger vatte dan mijn broer, die, wanneer hij zich te rusten legde, zijn uiterste best deed om dat zo stil mogelijk te doen. (Stil zijn was trouwens iets wat in dit stille huis grondig en met resultaat werd aangeleerd: stil zijn omdat vader naar het nieuws luisterde, stil zijn omdat vader naar zijn muziek luisterde of naar de televisie keek, stil zijn omdat het gesprek met de bezoekers niet mocht gestoord worden, stil zijn met de eigen muziek omdat muziek van langharigen 'ketelmuziek' werd genoemd, stil zijn omdat in dit huis elk conflict werd onderdrukt en onderhuids bleef sluimeren tot de aanleiding vergeten of verjaard was en de onderlinge verhoudingen niet meer de moeite waard om voor te vechten. De manier waarop in dat ouderlijke huis de stilte werd gerespecteerd, doet mij nu soms denken aan begrafenisdiensten, aan kruiperigheid, en in het algemeen aan een gebrek aan gezonde assertiviteit en stelligheid. Probeer vooral niet op te vallen. Doe maar gewoon. Val niet op. Blijf onzichtbaar.)


(...)

(wordt vervolgd) 
lees vanaf hier deel 1
lees hier vanaf het begin van deel 2