(...) Op een avond, ik was alleen in de slaapkamer, was ik in mijn hoofd
een drenkeling die, uiteraard als enige overlevende van een schipbreuk, met
nauwelijks nog kleren aan zijn lijf op het strand van een verlaten eiland
aanspoelde. Ik had als puber vaak die droom. Een verlaten eiland, dacht mijn
held, maar niets was minder waar want hij werd bespied door twee al even
schaars geklede, welvoorziene schoonheden die zich voorlopig nog even achter
een rotsblok aan zijn oog onttrokken. Mijn held deed alsof hij buiten westen
was, maar kon dit niet volhouden toen hij voelde dat ze zich – met onderzoekende
en tegelijk zorgzame blik! – over hem heen bogen. Hij opende de ogen en meende
de twee meisjes te zien die hem de avond voordien in de balzaal van het
gezonken cruiseschip waren opgevallen. Hij wist dat zij hem zouden wakker
kussen, oplappen, meenemen, onderdompelen in een zee van ongekende
verrukkingen... En zou hij daaraan nog eens kunnen ontsnappen, aan die zee? En
op welk eiland zou hij dan aanspoelen?
Het droombeeld was beslist niet origineel, het komt mij voor dat
een dergelijke scène zich ook in de Odysseus afspeelt (ff opzoeken!)28. Hoe dan ook, toen ik door de stap van
mijn broer op de trap werd opgeschrikt, had ik nog net de tijd om mijn
naaktheid onder het laken te verbergen dat ik tot dan had gebruikt om mij in
een halfgescheurd gewaad te wanen, de restanten van de tuniek waarmee ik op
mijn schip met gepaste waardigheid mijn functie had bekleed. Ik was dan ook met
verstomming geslagen toen mijn broer, nadat hij, zonder te kloppen, de deur had
geopend, smalend sprak: 'Kijk nu eens naar onze held!' Had hij mij door het
sleutelgat bespied? En als dat zo was, wat had hij gezien? Ik schaamde mij dood
en durfde hem niets te vragen want met dergelijke fantasieën is een man
kwetsbaar en altijd een beetje belachelijk.
Pas toen mijn broer nadat hij een studie van drie jaar in Oostende
had afgewerkt (technisch ingenieur, hij maakte een proefschrift over
warmtepompen, wat toen erg vooruitstrevend was), naar Leuven trok om nog een
getuigschrift Stedenbouw aan zijn curriculum toe te voegen en in die stad 'op kot'
ging, kon ik mij mijn slaapkamer een beetje meer toe-eigenen. Ik spreek nu van
de jaren 1976 tot 1979. Dat toe-eigenen was niet volledig want mijn broers bed
bleef staan, en ook zijn werkblad tussen de ingemaakte kasten bleef van hem,
maar ik had nu toch wat meer privacy. Ik plaatste een overtollige houten tafel
tegen een muur, waarop ik mijn boeken en papieren en tekengerief kwijt kon.
(Mijn dagboeken verstopte ik altijd in mijn kast, ik had geen vertrouwen in
mijn huisgenoten.) Aan deze tafel studeerde en tekende en schreef ik. Tegen de
muur bevestigde ik met punaises een hele rol bruin pakpapier, waarop ik
droedelde en tekende en citaten overschreef uit de boeken die ik las, maar ook
ansichtkaarten en knipsels en foto's uit de krant bevestigde. Ja, het beoogde
allemaal samen een behoorlijk artistieke indruk te maken.
28 Nausikaä
Salvator Rosa, Odysseus & Nausikaä |
lees vanaf hier deel 1
lees
hier
vanaf het begin van deel 2