Lucky
De film (op YouTube volledig te bekijken) begint en eindigt met een traag door het beeld
stappende (strompelende) schildpad. Deze schildpad fungeert op die manier als
een open- en sluit-de-haakjes, waartussen dan het portret van een man past. Een
negentigjarige man. Schildpadden leven langer dan mensen. Die negentigjarige
man heeft niet lang meer te leven. Deze film gaat over het nakende sterven, de
dood die dichterbij komt.
Lucky, zo heet die man, leeft een eenzaam bestaan. Al zijn
vrienden en naasten zijn al verdwenen. Hij heeft enkel nog contact met een paar
mensen in het kleine stadje aan de rand van de woestijn, waar reusachtige
cactussen groeien. Ook langlevers.
Gewoontes zorgen voor samenhang in Lucky’s leven. Zijn dag
begint met een glas melk, een sigaret en enkele yoga-oefeningen.
Kruiswoordraadsel. Als hij een woord niet weet belt hij met zijn rode telefoon
iemand op – het is mij niet duidelijk wie dan wel, het lijkt wel een soort van
automatische kruiswoordpuzzel-dienst. Dan de wandeling, elke dag dezelfde
wandeling: langs een bord verboden te parkeren, een dichtgetimmerde winkelpui,
een garagist… In de koffieshop zet Lucky zijn kruiswoordpuzzel voort. Tot zijn
grote ongenoegen is op een dag zijn vaste plaats aan de toog ingenomen door een
stelletje jongeren. De uitbater is een vriendelijke zwarte man. Lucky ontmoet
er op een dag ook een collega-oorlogsveteraan. Ze slaan een praatje. Zijn melk
en sigaretten slaat Lucky in bij de kruidenierster. Terug naar huis.
Kruiswoordraadsel. En ‘s avonds nog eens langs in het café: steeds op dezelfde
stoel aan de toog met een Bloody Mary.
Het eenzame bed ten slotte, in foetushouding – en daarna
alles weer van voor af aan.
Achteraan in de film laat de regisseur ons alle plekken, die
we al kennen, nog eens zien – nu zonder Lucky. We denken meteen dat er iets met
Lucky aan de hand is. Maar neen, daar komt hij toch het beeld ingewandeld. Een
zeer efficiëntie manier om het patroon te tonen waarmee een oude man, die op
zijn dood wacht, zijn dagen een structuur verleent.
Tussen deze immer eendere activiteiten door: de sigaretten.
Lucky rookt een pakje per dag. Zijn dokter, bij wie hij eens langs moet nadat
hij op een dag is flauwgevallen, zegt dat het een mirakel is dat Lucky nog zo
gezond is. Maar hij raadt hem niet aan te stoppen met roken. Niet dat het geen
slechte gewoonte is, maar het is de moeite niet meer.
In de bar mag Lucky niet roken. Hij heeft ook wat dat betreft
betere tijden gekend. Provocerend doet hij iedere keer opnieuw alsof hij er
eentje opsteekt. De barvrouw wijst naar het bord: ‘Verboden te roken’. Waarop
Lucky braaf naar buiten gaat. Eén keer doet hij dat niet. Hij heeft net in een
zeldzaam mededeelzame bui zijn credo afgestoken over wat volgens hem de zin van
het leven is. Wat houd je over? Niets. Wat doe je daarmee? Lachen. De andere
tooghangers zijn onder de indruk. En dan, die ene keer, steekt hij zijn sigaret
binnen op. Niemand zegt er iets van. Dan gaat Lucky toch naar buiten: hij wil
geen aanstoot geven en niemand tot last zijn.
Lucky zegt dat hij gelukkig is. Wat zou je anders denken, met
zo’n naam. Hij heeft een gitzwarte kijk op het leven. Het leven heeft geen zin.
Daar komt het, kort samengevat, op neer. Veel intermenselijk contact behelst
niet veel meer dan een verificatie van het nog in leven zijn. (Kleine
conversatie in de koffieshop. Vraag: ‘Wat is erger dan een ongemakkelijke
stilte?’ Antwoord, door vraagsteller Lucky zelf gegeven: ‘Small talk.’) Alles
ligt vast. Vrije keuze is een ijdele zelfbegoocheling. Je hebt het leven te
leiden dat jou is toebedeeld. We zijn allemaal eenzaam op weg naar het einde.
Een kort interview met de acteur leert dat hoofdpersonage en
acteur wat filosofische instelling betreft nagenoeg samenvallen.
Een paar keer krijgen we toch een glimp op iets als
medemenselijkheid. Iets warms. Op een dag komt de assistente van de
koffieshopuitbater onverwacht op bezoek bij Lucky. Zij heeft verdriet bij hem
bespeurd en wil hem troosten. Ze vraagt en krijgt, heel summier, wat uitleg bij
de foto’s op Lucky’s buffetkast. Ze roken samen een joint. En dan gebeurt het
onvermijdelijke: ze neemt Lucky in haar armen. Dat komt hard aan: Lucky is uit
balans. ‘Gaat het?’ vraagt de vrouw. ‘Ik heb een geheim,’ antwoordt Lucky.
‘Vertel het mij,’ zegt de vrouw. ‘Ik ben bang,’ antwoordt Lucky (scared to
death). Ik wist het, zegt de vrouw en ze verlaat het huis. Het was dus geen
geheim.
Een ander warm moment krijgen we wanneer de kruidenierster –
meer uit medelijden dan wat anders – Lucky uitnodigt om naar het feestje te
komen dat ze voor de verjaardag van haar zoontje aanricht. Het is een
hispano-familie. Er heerst warmte. Een orkestje speelt, de mensen zingen mee.
Lucky zit er voor spek en bonen bij. Hij verveelt zich, voelt zich verlaten.
Maar dan staat hij recht en hij begint te zingen. In het Spaans, en met de
juiste toon. Het orkestje valt in, en op den duur zingt iedereen mee. Moment
de gloire.
Harry Dean Stanton speelt de hoofdrol in deze prachtfilm. In
het laatste shot glimlacht hij naar de camera en wandelt uit beeld. Schildpad
komt op.
Lucky werd Stantons afscheid want nog in hetzelfde
jaar overleed hij, op 91-jarige leeftijd. Een mooie en waardige zwanenzang.
200516
John Carroll Lynch, Lucky (2017)