zaterdag 16 mei 2020

John Carroll Lynch, Lucky (2017)


scherf 4

Lucky

De film (op YouTube volledig te bekijken) begint en eindigt met een traag door het beeld stappende (strompelende) schildpad. Deze schildpad fungeert op die manier als een open- en sluit-de-haakjes, waartussen dan het portret van een man past. Een negentigjarige man. Schildpadden leven langer dan mensen. Die negentigjarige man heeft niet lang meer te leven. Deze film gaat over het nakende sterven, de dood die dichterbij komt.

Lucky, zo heet die man, leeft een eenzaam bestaan. Al zijn vrienden en naasten zijn al verdwenen. Hij heeft enkel nog contact met een paar mensen in het kleine stadje aan de rand van de woestijn, waar reusachtige cactussen groeien. Ook langlevers.

Gewoontes zorgen voor samenhang in Lucky’s leven. Zijn dag begint met een glas melk, een sigaret en enkele yoga-oefeningen. Kruiswoordraadsel. Als hij een woord niet weet belt hij met zijn rode telefoon iemand op – het is mij niet duidelijk wie dan wel, het lijkt wel een soort van automatische kruiswoordpuzzel-dienst. Dan de wandeling, elke dag dezelfde wandeling: langs een bord verboden te parkeren, een dichtgetimmerde winkelpui, een garagist… In de koffieshop zet Lucky zijn kruiswoordpuzzel voort. Tot zijn grote ongenoegen is op een dag zijn vaste plaats aan de toog ingenomen door een stelletje jongeren. De uitbater is een vriendelijke zwarte man. Lucky ontmoet er op een dag ook een collega-oorlogsveteraan. Ze slaan een praatje. Zijn melk en sigaretten slaat Lucky in bij de kruidenierster. Terug naar huis. Kruiswoordraadsel. En ‘s avonds nog eens langs in het café: steeds op dezelfde stoel aan de toog met een Bloody Mary.

Het eenzame bed ten slotte, in foetushouding – en daarna alles weer van voor af aan.

Achteraan in de film laat de regisseur ons alle plekken, die we al kennen, nog eens zien – nu zonder Lucky. We denken meteen dat er iets met Lucky aan de hand is. Maar neen, daar komt hij toch het beeld ingewandeld. Een zeer efficiëntie manier om het patroon te tonen waarmee een oude man, die op zijn dood wacht, zijn dagen een structuur verleent. 

Tussen deze immer eendere activiteiten door: de sigaretten. Lucky rookt een pakje per dag. Zijn dokter, bij wie hij eens langs moet nadat hij op een dag is flauwgevallen, zegt dat het een mirakel is dat Lucky nog zo gezond is. Maar hij raadt hem niet aan te stoppen met roken. Niet dat het geen slechte gewoonte is, maar het is de moeite niet meer.

In de bar mag Lucky niet roken. Hij heeft ook wat dat betreft betere tijden gekend. Provocerend doet hij iedere keer opnieuw alsof hij er eentje opsteekt. De barvrouw wijst naar het bord: ‘Verboden te roken’. Waarop Lucky braaf naar buiten gaat. Eén keer doet hij dat niet. Hij heeft net in een zeldzaam mededeelzame bui zijn credo afgestoken over wat volgens hem de zin van het leven is. Wat houd je over? Niets. Wat doe je daarmee? Lachen. De andere tooghangers zijn onder de indruk. En dan, die ene keer, steekt hij zijn sigaret binnen op. Niemand zegt er iets van. Dan gaat Lucky toch naar buiten: hij wil geen aanstoot geven en niemand tot last zijn.

Lucky zegt dat hij gelukkig is. Wat zou je anders denken, met zo’n naam. Hij heeft een gitzwarte kijk op het leven. Het leven heeft geen zin. Daar komt het, kort samengevat, op neer. Veel intermenselijk contact behelst niet veel meer dan een verificatie van het nog in leven zijn. (Kleine conversatie in de koffieshop. Vraag: ‘Wat is erger dan een ongemakkelijke stilte?’ Antwoord, door vraagsteller Lucky zelf gegeven: ‘Small talk.’) Alles ligt vast. Vrije keuze is een ijdele zelfbegoocheling. Je hebt het leven te leiden dat jou is toebedeeld. We zijn allemaal eenzaam op weg naar het einde.

Een kort interview met de acteur leert dat hoofdpersonage en acteur wat filosofische instelling betreft nagenoeg samenvallen.

Een paar keer krijgen we toch een glimp op iets als medemenselijkheid. Iets warms. Op een dag komt de assistente van de koffieshopuitbater onverwacht op bezoek bij Lucky. Zij heeft verdriet bij hem bespeurd en wil hem troosten. Ze vraagt en krijgt, heel summier, wat uitleg bij de foto’s op Lucky’s buffetkast. Ze roken samen een joint. En dan gebeurt het onvermijdelijke: ze neemt Lucky in haar armen. Dat komt hard aan: Lucky is uit balans. ‘Gaat het?’ vraagt de vrouw. ‘Ik heb een geheim,’ antwoordt Lucky. ‘Vertel het mij,’ zegt de vrouw. ‘Ik ben bang,’ antwoordt Lucky (scared to death). Ik wist het, zegt de vrouw en ze verlaat het huis. Het was dus geen geheim.

Een ander warm moment krijgen we wanneer de kruidenierster – meer uit medelijden dan wat anders – Lucky uitnodigt om naar het feestje te komen dat ze voor de verjaardag van haar zoontje aanricht. Het is een hispano-familie. Er heerst warmte. Een orkestje speelt, de mensen zingen mee. Lucky zit er voor spek en bonen bij. Hij verveelt zich, voelt zich verlaten. Maar dan staat hij recht en hij begint te zingen. In het Spaans, en met de juiste toon. Het orkestje valt in, en op den duur zingt iedereen mee. Moment de gloire.

Harry Dean Stanton speelt de hoofdrol in deze prachtfilm. In het laatste shot glimlacht hij naar de camera en wandelt uit beeld. Schildpad komt op.

Lucky werd Stantons afscheid want nog in hetzelfde jaar overleed hij, op 91-jarige leeftijd. Een mooie en waardige zwanenzang.

200516

John Carroll Lynch, Lucky (2017)