De horizon is
stabiel. Enkel ervoor zorgen dat hij mooi horizontaal in het beeld komt, en dan
op een derde plaatsen. Fluitje van een cent, geen probleem. Daar komt geen
geluk of toeval bij kijken, enkel een vaste hand. Laat de lichtschakeringen in
de wolken nu maar mooi corresponderen met de weerspiegelingen in de plassen op
de grond. De persoon op de voorgrond plaatsen we ook op een derde. Haar figuur
correspondeert met de kitesurfers in de branding, links en rechts tegen de
rand. Dat alles is perfect controleerbaar. Maar die wirwar waar de figuur naar
kijkt – waarmee de fotograaf aangeeft dat hij het over die wirwar wil hebben –,
dat amalgaam van meeuwen en vliegers. Om dat goed te krijgen, ja, daar komt wel
wat toeval bij kijken. En wat is goed hier? Dat vliegers en meeuwen het hele
vlak vullen. Dat ze zich met elkaar vermengen. Dat ze niet alleen boven maar
ook op en onder de horizonlijn voorkomen. Dat ze niet door de randen van het beeld worden afgesneden. Dat ze allemaal mooi los van elkaar
in het beeld gevat zijn. Zijn ze dat allemaal, mooi los van elkaar? Neen. Twee
meeuwen raken elkaar. Bovendien wijkt een van die twee van zijn vlieglijn af.
Precies die afwijking in het patroon versterkt nog het patroon, maakt de wirwar
levendig en het toeval zichtbaar.
Zeebrugge – 070317