Tijdens de eindgeneriek hoor ik twee dames die achter mij zaten evaluerend keuvelen. Een van hun opmerkingen luidt dat hij, en daarmee bedoelen ze Ai Wei Wei, wel vaak voor de camera komt te staan zodat hij zelf prominent in beeld komt, vóór het eigenlijke onderwerp van zijn film: de honderdduizenden vluchtelingen die vanuit vele brandhaarden op de loop zijn, op zoek naar de betere wereld die hun werd voorgespiegeld.
Gaat Ai Wei Wei ergens voor staan met zijn film Human Flow? Ja, hij staat ergens voor.
Voor de idee namelijk dat het beter is ergens voor te staan dan te blijven
zitten.
Dat is wat ik voorlopig doe, starend naar de eindgeneriek
waarop honderden namen van onder naar boven rollen. Allemaal mensen die Ai Wei
Wei heeft aangesproken. Ja, dat heeft hij ook gedaan: hij is voor die mensen
gaan staan, niet om zichzelf in de kijker te plaatsen of om ze tegen te houden,
maar om naar hen te luisteren. Om dat te doen heeft hij zijn comfortzone
verlaten.
In de loop van de film zie je hoe een vluchteling Ai Wei
Wei’s wilde haren knipt, tot een brosse kop. Een eind verder, op een andere
route in een ander land, doet Ai hetzelfde voor een vluchteling. Met een grote
schaar in zijn vaste hand knipt hij een man bij.
Haarknippen is, als het niet voor geld gebeurt door een coiffeur, een intiem, op vertrouwen gebaseerd gebaar. De persoon
die geholpen wordt zit, de helper blijft staan. Een omgekeerde
machtsverhouding.
Ai Wei Wei spreekt met een vluchteling. Een jongeman uit
een of andere voormalige Balkanrepubliek waar tegenwoordig alles in puin ligt.
Ze tonen elkaar elkaars paspoort. Weet je wat, zegt Ai, je mag het mijne
hebben. Dan neem ik het jouwe. En zo doen ze het ook: ze wisselen de documenten
uit. Voortaan ben jij Ai Wei Wei, zegt Ai Wei Wei. De pasfotootjes spreken dat
natuurlijk tegen want de jongeman lijkt helemaal niet op Ai Wei
Wei. Voortaan ben jij Ai Wei Wei, en je hebt een studio in Berlijn, zegt Ai Wei
Wei.
Neen, dit gaat niet. De jongeman en Ai Wei Wei geven
elkaar elkaars paspoort terug en lachen omdat het best grappig was. Natuurlijk valt
hun identiteit niet te reduceren tot een papier. Ze zijn wat ze zijn op basis
van veel andere zaken. Hun lichaam, hun naam, hun stem, hun verleden, hun
thuis. Dat laatste heeft die jongeman niet meer.
Ergens op een groezelige, voorlopige, modderige
begraafplaats staat een al wat oudere man. Hij komt uit Turkije. Hij toont een
pakje identiteitskaarten. We waren met zeventien, zegt hij. Er zijn er al een
paar dood. De man wijst naar een open kuil en barst in tranen uit. Als we er
niet meer zijn, zijn we een herinnering, iets wat een kuil vult, een naam op
een geplastificeerd kaartje in de hand van een huilende nabestaande.
En zo zijn er heel wat beklijvende momenten in deze
prachtige maar o zo deprimerende film. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit
een zo deprimerende film zag. Want wat heeft Ai Wei Wei gedaan. Hij maakte een
tweeënhalf durende compilatie van beelden, vaak stil maar soms ook met
sprekende mensen en af en toe een summiere mededeling in tekst op het beeld.
Die beelden zijn vaak esthetiserend, maar niet té. Je voelt duidelijk dat Ai
Wei Wei zich van dat gevaar bewust was. Hij toont de grauwe, zeer grauwe
werkelijkheid van honderdduizenden vluchtende mensen, maar hij filmt wel. Dat wil zeggen: hij kadreert,
let op kleur en compositie, zorgt voor ritme in de montage, enzovoort. Af en
toe focussen dronebeelden op afstand en massaliteit. Vanuit de hoogte
lijken sommige kampen op mierennesten. We zijn met veel te veel, dat is
duidelijk. Deze professioneel gemaakte shots worden afgewisseld met beelden die
Ai Wei Wei met zijn smartphone maakt. Dat weten we omdat hij zelf, filmend met
die smartphone, in beeld wordt gebracht. Deze beelden zeggen hoe precair en
geaccidenteerd de situatie is. En ook dat Ai Wei Wei bewust dat provisorische wil
binnenbrengen. En daarmee zijn eigen esthetiek ondergraaft. Maar die esthetiek
heeft hij wel nodig om het geheel verteerbaar te maken. Om wie bereid is tweeënhalf
uur naar al die uitzichtloze misère te zitten kijken niet ziek te maken van
verdriet en machteloosheid. Dat effect wordt ook verkregen door uitdrukkelijk
geen gruwelijke beelden te tonen. Eén dode slechts komt in beeld, ergens op een
weggebombardeerd Syrisch slagveld. Maar niet onderweg. Zo krijgen we,
bijvoorbeeld, geen beelden van verdronkenen te zien.
De esthetica is ook uitdrukkelijk het onderwerp wanneer Ai Wei Wei een groepje jonge moslima's interviewt. Ze komen duidelijk uit een betere, begoede klasse. Maar ze hebben ook een droom die ze in hun eigen land niet meer zullen kunnen realiseren. Een van hen zou graag reizen maken. Een andere houdt een dik kunstboek op haar schoot. Een boek over Andy Warhol.
Ai Wei Wei laat je met Human Flow machteloosheid voelen, maar tegelijkertijd het besef
dat je die machteloosheid niet zomaar mag aanvaarden. Ook al is het kleinste gebaar – een uitgestoken
hand, een overschrijving voor een ngo, een praattafel met nieuwkomers – een druppel
in een oceaan (en verdomd, wat is die Middellandse Zee al oeverloos, gezien
vanuit de lucht), dan nog moeten we dat gebaar stellen. We mogen niet
machteloos zijn ten aanzien van onze machteloosheid.
En zo is deze beproeving alles bij elkaar niet een onverdeeld
negatieve ervaring. Ik ben blij en dankbaar dat ik Human Flow heb gezien.