K. is treinbestuurder. Ik ken hem van het fietsen, en dan praten we wel eens over
zijn beroep. Een van de moeilijkste aspecten ervan, zo leer ik, is dat een
treinbestuurder weet dat het hem elk moment kan overkomen. Een gestalte springt
uit de struiken links of rechts van het spoor en een fractie van een seconde
later is er de impact. Elke noodstop komt te laat. Zelfs met zo’n zware machine
voel je duidelijk dat je over iets heen rijdt. Zo’n ervaring is traumatiserend.
Machinisten die het overkomt, komen in aanmerking voor psychologische bijstand.
De zelfmoordenaar
treft altijd ook iemand anders. Het is een heikel onderwerp want het geeft geen
pas om de zelfmoordenaar – of de zelfdoder, de suïcidale persoon of hoe ook zo
iemand ethisch-correct moet worden genoemd – hierom met de vinger te wijzen.
Maar het is wel een realiteit.
Je zult als machinist
maar elke dag met je trein aan deze overweg voorbijkomen. Je kent die Els niet,
maar je weet dat de kans reëel is dat zij morgen of overmorgen onder jouw
locomotief springt, of die van een collega. De boodschap is niet alleen een
wanhoopskreet maar ook een dreigement.
De foto brengt
wanhoop en spoor samen. Iedereen weet waarover het gaat en hoe onafwendbaar dit
kan zijn. De foto zou een goede illustratie kunnen zijn bij een artikel over
een nauwelijks te illustreren onderwerp. Nu, elf jaar later, rijst natuurlijk de vraag wat er van 'Els' geworden is.
Roborst – 070826