Aloë’s met aan lange stelen hoge rode bloemen als kaarsen, Aloe arborescens, overal in de berm
kleine gele bloemen waarvan ik de naam niet ken, dan een bord dat waarschuwt
dat je de necropolis op eigen risico bezoekt, maar het smalle steile pad ernaar
toe is overgroeid met een wirwar van struiken, de regens van de grote storm
hebben het glad gemaakt, je kunt er nu niet eens naar toe. Ik kijk naar de
gaten in de rotsen waar die vroegere mensen hun doden begroeven. Ze zien eruit
als oogholtes zonder het oog, zwarte gaten in het kalkachtige gesteente, te
hoog om naar toe te klimmen.
Cees Nooteboom, 533.
Een dagenboek, 110