Ik was eerst ook niet zo enthousiast toen ik hoorde dat Bob Dylan de Nobelprijs voor Literatuur (kapitale L) had gewonnen. Hoewel ik geen recht van spreken heb omdat ik me nooit echt heb verdiept in zijn teksten – die enkele regels die zijn blijven hangen niet te na gesproken (zoals, ik citeer uit het hoofd, ‘how does it feel / to be on your own / like a complete unknown’, en eigenlijk nog wel vele andere regels die worden gedragen door de onsterfelijke melodieën en de ongeëvenaarde frasering van de uitzonderlijke componist en performer die Dylan wel degelijk is) – hoewel ik dus geen recht van spreken heb, gaat mijn medeleven toch uit naar de ‘echte’ grote schrijvers, de schrijvers die boeken schrijven, de schrijvers die een oeuvre op hun naam hebben staan dat de loop van de literatuur heeft veranderd, en die al jaren in de wachtkamer van die wrede Stockholmse jury zitten te hopen dat ze nog vóór hun dood het verlossende woord mogen horen. Bob Dylan is niet zo’n schrijver. Maar hij is natuurlijk toch wel een schrijver. Bovendien is hij een schrijver met een ongehoord grote verdienste en een ongeëvenaard bereik. En dus komt hij in aanmerking. Er valt iets voor te zeggen.
Bovendien zie ik in de keuze van de Nobelprijsjury ook de
ommezwaai naar een bredere definitie van literatuur, die tegelijk een
capitulatie is voor de gedachte dat de literatuur-met-grote-L, zoals ze in de
twintigste eeuw op een piëdestal werd geplaatst, van haar pluimen aan het
verliezen is, in die mate zelfs dat zij niet langer ‘relevant’ zou zijn. (Maar
relevant waarvoor, en met het oog waarop?)
En dan zie ik Dimitri Verhulst en Kristien Hemmerechts
fulmineren tegen de keuze voor Bob Dylan. Verhulst zegt dat als je er de muziek
van afhaalt, de verzen van Dylan karamellenverzen zijn. En Hemmerechts vindt
dat hij niet hard genoeg gewerkt heeft aan zijn teksten, een échte schrijver
moet toch zweten en zwoegen en vooral veel volume produceren (en ze bedoelt
niet het akoestische volume) – het romantische idee, u kent het wel, van de
eenzame schrijver op de zolderkamer. Waaraan mevrouw Hemmerechts zelf
natuurlijk beantwoordt, daar in Zurenborg. Welnu, als ik die twee sacherijnig Dylan
zijn prijs hoor benijden, dan kan ik mij alsnog verzoenen met de Zweedse
beslissing. Dylan verdient de prijs, laat hem er maar mee knocken on heaven’s door.