maandag 10 oktober 2016

facebookbericht 940


De Standaard Online verspreidt een test om taalfouttolerantie te meten, en stelt daarbij de categorieën taalhippie, taalchampetter en taalnazi voor.

Noem mij voor mijn part een taaltaliban – en voor de rest heb ik er mij bewust niet toe laten verleiden om deze link te delen omdat de ondoordachte benaming 'taalnazi' getuigt van symboolblindheid en dat is wat mij betreft veel erger dan een geoefend oog hebben voor taalfouten.

*


Achter dat woord gaat van alles schuil. Ik heb ondertussen begrepen dat het om een letterlijke vertaling uit het Engels gaat, waar ‘Grammar Nazi’ staat voor iemand die tot vervelens toe anderen op taalonzuiverheden wijst. Blijkbaar is die term daar ingeburgerd. Nu goed, mij niet gelaten, maar in het Nederlands is het woord ‘taalnazi’ tot nader order níet ingeburgerd – en wat mij betreft is dat maar goed ook, om de hierboven vermelde reden.

Overigens vind ik het niet leuk wanneer blijkt dat ik, na het afleggen van de test, een ‘taalnazi’ word genoemd. En dan krijg ik er nog volgende omschrijving bij: ‘Orde moet zijn, en regels zijn er om nageleefd te worden. Maar bovenal is er uw wat krampachtige maar ondubbelzinnige liefde voor de taal. Die bewaakt u als een bezitterige minnaar: wee diegene die een vinger uitsteekt naar het Nederlands dat u correct vindt en waarvoor uw hart voor eeuwig en altijd bonst. Die nagelt u publiekelijk aan de schandpaal.’ Dat ‘Orde moet zijn’ verraadt dat de opstellers van de enquête uit nog wel meer talen letterlijk vertalen. En ja, oké, ik geef het ootmoedig toe: ik vind inderdaad dat een beetje taaldiscipline moet kunnen. Mag het nog? Ik nagel overigens helemaal niemand aan de schandpaal. Ik sta niet schoolmeesterachtig met mijn vingertje te zwaaien als ik iemand op een taalfout betrap – en dan niet tegen ‘het Nederlands dat ik correct vind’, waarmee de opstellers een in mijn ogen laakbaar relativisme binnensmokkelen, maar gewoon tegen het Nederlands tout court. Ik ben trouwens altijd dankbaar wanneer iemand mij verbetert. Maar ik ben er ook trots op dat ik niet, zoals tegenwoordig blijkbaar gebruikelijk is, geneigd ben om taalslordigheid hoger aan te slaan dan taalzorgvuldigheid. Want laat ons wel wezen, de term ‘taalnazi’ is niet complimenteus bedoeld.

Ik weiger mee op te stappen in een tijdgeest die stelt dat een beetje je best doen al goed genoeg is, en dat al wie helemáál zijn best doet een intellectualist, kommaneuker of pezewever is. Of even erg als een nationaalsocialist, die in naam van een onwrikbare orde onverdraagzaam is en humorloos, en eventueel ook nog, wanneer hij niet met taal bezig is, zijn bijdrage levert tot het afvoeren van een rasonzuiver – hebt u hem? – volk naar de gaskamers. Ik begrijp trouwens niet dat je een béétje je best zou kunnen doen. Wie maar een beetje zijn best doet, doet zijn best niet. Zo iemand is gewoon lui.

En ja, vooraleer iemand dat argument opwerpt, natuurlijk zijn dit zware woorden voor zo’n bagatel. Maar taalpollutie is een gewichtig thema. Achteloos niet-reageren zou hier niet op zijn plaats zijn. De taal is een te kostbaar instrument om zomaar uit handen te geven aan lieden die slordig denken.