Ik heb mijzelf het voorbije weekend op een prettige manier maar misschien toch met een grotere dosis dan goed voor me is met de vergankelijkheid geconfronteerd en de vraag is nu of ik daar wijzer van ben geworden. Er waren twee mogelijkheden om mijn bezit met cultuurgoederen uit te breiden, voorwerpen die, zoals ik dan geneigd ben te verwachten, de kwaliteit van mijn leven zouden moeten verhogen. Maar er hangen wel veel rafeltjes van eindigheid aan vast – en dat stemt tot ootmoed. Of weemoed, maar dat is een niet helemaal verschillend soort moed.
Bij het
veilinghuis Bonte, hier een paar straten verder, waren er kijkdagen. Mijn oog viel
er op een pasteltekening, die mij onder meer door de datum in de
rechterbenedenhoek intrigeerde: 1914. De voorstelling stond daarmee in groot
contrast, ik bericht er later nog wel over. Wat mij opviel in het veilinghuis,
was de hoge leeftijd van de meeste belangstellenden. Sommigen waren al een heel
eind de pensioenleeftijd voorbij – het zette mij aan het denken over de
hardnekkigheid van het verzamelinstinct. Wat zegt het over de aandrang om te
kopen en te vergaren, wanneer er misschien nog maar enkele jaren overblijven om
van het verworvene te genieten? Hoe ijdel worden die verzamelingen, in het
licht van de naderende dood? Een soort van doodsontkenning kenmerkt toch altijd
de collectioneur, of positief uitgedrukt: het verzamelen is een hardnekkige
uiting van levensdrift. Elke verzameling wordt aangelegd alsof de dood niet bestaat. Of dan toch minstens alsof de eigen dood niet bestaat.
In de
bibliotheek was het dan weer tijd voor de halfjaarlijkse boekenverkoop. De
overtollige en versleten boeken worden voor een habbekrats te koop aangeboden.
Ik ga er altijd heen, en kom iedere keer met een veel te hoge stapel thuis.
Want wanneer ga ik het allemaal gelezen krijgen? Steeds vaker overvalt mij de
zeer concrete angst: boeken zijn een goed en troostend gezelschap, maar steeds
nadrukkelijker schreeuwen op die lange planken geparkeerde individuele
exemplaren uit dat zij niet meer door mij gelezen zullen worden. En dan vraag
ik mij natuurlijk af waarom ik mij ertoe laat verleiden om zoveel boeken te
blijven aanslepen. Welk psychologisch (verdringings)mechanisme is hier aan het
werk?