wolkenfragmenten
uit Ernst Jünger, Op de marmerklippen
2103
Bij deze bedrukte festijnen brandden wij zware kaarsen van
bijenwas. Die stamden nog uit de afscheidsgeschenken van de Provençaalse ridder
Deodaat, die sinds lang gesneefd was in de woeste Taurus. Bij het licht daarvan
herdachten wij deze edele vriend en de avonden die wij op de hoge vestingmuren
van Rhodos pratend met hem hadden doorgebracht, terwijl de zon onderging aan de
wolkeloze hemel van de Egeïs. (73)
2104
De nevelen stegen op uit de wouden, als uit verdachte
keukens, en dreven in dichte banken over de Campagna. Ze weden opgestuwd tegen
de Marmerklippen en bij zonsopgang dreven ze in trage stromen het dal in, dat
alras tot aan de torenspitsen van de domkerken in witte wolken verdween. (77-78)