dinsdag 11 november 2014

driekleur 162



Nu eens zag men de rode epauletten voorbijgaan, dan weer de zwarte plastrons. Er kwam geen eind aan: telkens weer begon het opnieuw! Nog nooit was hier zoveel pracht en praal tentoongespreid. Heel wat dorpelingen hadden de avond tevoren hun huizen al schoongemaakt. De driekleur wapperde uit de open ramen; alle cafés zaten vol; en met het mooie weer leken de gesteven mutsen witter dan sneeuw, schitterden de gouden kruisjes in de zon en braken de halsdoeken met hun bonte kleuren de monotonie van de donkere jassen en de blauwe boezeroens.

Gustave Flaubert, Madame Bovary, 129