6 september – zaterdag / Elisabethlaan
Ik word tegen een uur of zeven
wakker met de herinnering aan twee dromen in mijn hoofd. In de eerste word ik
opgebeld door een lezer van mijn blog die mij laat weten dat in een van de
vorige stukjes de redenering toch wel heel moeilijk te volgen was, ja, volgens
hem maakte ik redeneerfouten. Ik antwoordde hem dat het bij mij daar nu net om te doen is. Ik wil niet per se een waterdichte
redenering, ik wil wel verkennen wat er zich afspeelt op de grens tussen juist
en fout. Ik wil het punt benaderen waar je voelt dat de redenering niet
helemaal klopt terwijl je toch niet de hand op de fout kunt leggen. In de
tweede droom breng ik gehuurde fietstassen terug naar de winkel. Maar ik heb ze
vergeten leeg te maken en bovendien zitten ze vol modderspatten. Ik borstel –
met mijn handen want ik heb niets bij – de gedroogde modder van de tassen en
haal ze daarna leeg. Het probleem dat logischerwijs daarna ontstaat, wat te
doen met de inhoud van de tassen nu ik geen tassen meer heb, wordt in de droom
niet opgelost.
Lectuurcoïncidenties: nu zijn
zowel de ik van Denk morgen op het
slagveld aan mij van Javier Marías als de mannelijke tegenspeler van de ik
in Niemand overleeft alleen van
Margaret Mazzantini, twee van de boeken die ik nu aan het lezen ben, schrijver
van televisiescenario’s – en allebei doen ze daar geringschattend over, zijn ze
min of meer ghostwriter.
Ik lees graag dagboeken maar vraag
me – uiteraard! – af waarom. Zo heb ik al een tijdje het veeldelige Geheim dagboek van Hans Warren op mijn
nachtkastje liggen. Het begint ergens kort na de Tweede Wereldoorlog, en Warren
is ermee doorgegaan tot aan zijn dood in 2001. Ik bezit niet alle delen maar
toch wel een aantal, en ben nu aanbeland ergens halfweg de jaren zeventig. Staan
er waardevolle, interessante, beklijvende passages in deze dagboeken (23 delen
van telkens een bladzijde of twee-, driehonderd)? Uiteraard, het zou er aan
mankeren. Maar zijn die een dergelijke langdurige onderdompeling waard? Het
lijkt toch meer te gaan om een soort van vertrouwdheid, om het troostende
effect van de vaststelling dat ook dit leven ten gronde banaal is, dat ook deze
mens zich vooral door trivia laat leiden en dat alles waar zoveel belang aan
wordt gehecht efemeer blijkt te zijn. Alweer een ruzie met een vrouw, alweer
achter een bronstige Noord-Afrikaan aangezeten, alweer een antiquiteitje
verworven of een zeldzame vogel gespot. Terwijl de grote, samenvattende, laat
staan vernieuwende inzichten uitblijven. En toch is het verslavend, je blijft
maar lezen. Elke keer een bladzijde of vier voor de ogen dichtvallen – en
natuurlijk ligt de conclusie dat dit Geheim
dagboek slaapverwekkend is voor de hand. Er wachten in mijn bibliotheek nog
vele dagboeken op lectuur, onder meer die van Frida Vogels, Victor Klemperer,
André Gide, Jules Renard en Julien Green. Et
j’en passe. We zullen zien.
In de uitverkoop van De Slegte
vind ik ook nog Een web van dromen,
een keuze uit de dagboeknotities van C.O. Jellema, in 2009 als mooie hardcover
uitgegeven door Querido, en nu, na een 50 procent-reductie op de ramsjprijs,
voor 6 euro verworven.
Film: Jimmy’s Hall van Ken Loach. Mooi en voortreffelijk geacteerd;
landelijk-bucolisch; en dan dat mooie Engels – maar ik heb de indruk dat ik
deze film al een keer of drie heb gezien, telkens iets anders.
(…)