I:747-756
De uitnodiging van Bloch aan Marcel en Robert
om bij hem en zijn vader te komen eten is niet van opportunisme gespeend want
hij hoopt natuurlijk dat hij via de markies Robert de Saint-Loup-en-Bray een
introductie zal krijgen tot de hogere aristocratie. Blochs vader, die anders
maar geringschattend neerkijkt op zijn zoon, omdat die zich vergooid en
vergaapt aan l’admiration de Leconte de
Lisle, Heredia et autres “bohèmes” (748:9-10), is in de wolken omdat zijn
zoon zo’n grote vis heeft weten te strikken. Hij vindt het al jammer dat hij
zijn stereoscoop niet heeft meegebracht, een nieuwigheid waarmee hij zijn hoge
gast zou kunnen vermaken, maar, zegt hij, il
ne faut pas lui donner tout à la fois, comme cela il lui restera quelque chose
à désirer (748:29-31).
Het bezoek moet worden uitgesteld omdat Robert
niet weg kan: zijn oom Palamède wordt in Balbec verwacht. Marcel proeft met
plezier deze oude en voorname voornaam: j’éprouvai
le plaisir réservé à ceux qui, ne pouvant faire d’argent constituer un
médaillier, une pinacothèque (die niet over het geld beschikken om een
munten- of schilderijenverzameling aan te leggen), recherchent les vieux noms (749:11-14). Oom Palamède heeft een
niet al te gunstige reputatie. Hij zou moeilijk benaderbaar en verwaand zijn.
Toen hij jong was en met twee – mooie – vrienden samenwoonde (het kliekje werd “les trois Grâces” (750:5) genoemd, had
hij de gewoonte om elke dag vrouwen naar huis mee te brengen. Het gerucht doet
de ronde dat, toen in dat huis eens een man zijn opwachting maakte en niet de
vrouwen maar oom Palamède begonnen te versieren, deze man manu militari en ontkleed op straat werd gegooid: zonder pardon,
ook al vroor het toen tien graden. Palamède was hoe dan ook een trendsetter.
Als hij eens een jasje uit een bepaalde stof droeg, of opeens vond dat de
strijkkwartetten van Beethoven je van het waren, reken maar dat de weken daarop
iedereen in zo’n jasje naar Beethoven zat te luisteren. Hij moet heel wat
vrouwen hebben gehad, maar hij zag graag de vrouw met wie hij getrouwd was,
aldus Robert, die zijn jonge vriend geruststelt: Palamède heeft ook goeie
kanten. Zo zou hij bepaalde hommes du
peuple (750:21-22), volkse mensen dus, geheel belangeloos een duwtje in de
rug hebben gegeven om ze wat hogerop te brengen – met de neerbuigendheid, voegt
Proust eraan toe, die alleen aristocraten die niets te kort hebben zich kunnen
permitteren.
Op dat punt aangekomen, wanneer dus Marcel
door Robert op de hoogte is gebracht van het feit dat Palamède er zit aan te
komen, krijgen we een stilistische wending. Opeens slaat Proust een
samenzweerderig toontje aan, zijn verhaal, dat tot dan toe van een wel heel
beschouwende en herkauwende aard is geweest, krijgt voorwaar iets thrillerachtigs:
j’eus la sensation d’être regardé par
quelqu’un qui n’était pas loin de moi (751:32-33). Proust grijpt naar een
register dat je eerder in een polar
zou verwachten: Il lança sur moi une
suprême oeillade à la fois hardie, prudente, rapide et profonde, comme un
dernier coup que l’on tire au moment de prendre la fuite (751:43-752:2). Dit
individu is suspect: zwarte snor, vreemde, ja zelfs verdachte gedragingen. Een
zenuwachtig type, dat heel indringend naar Marcel kijkt. En die, wanneer hij
zich betrapt voelt, veinst niet te
hebben gekeken.
Palamède! Mme de Villeparisis stelt hem aan
Marcel voor: le baron de Charlus (753:43).
(Ze had hem eerst verkeerdelijk als le
baron de Guermantes (743:42) voorgesteld.) Een belangrijk personage van de Recherche doet hier zijn intrede.
Charlus is le frère du possesseur actuel
du château (754:49) van Guermantes. Door deze toevoeging stijgt natuurlijk
ook Mme de Villeparisis aanzienlijk in Marcels achting! Ooit was zij in zijn
ogen plus loin éloignée alors du côté de
Guermantes que si elle avait été enfermée dans le côté de Méséglise (754:33-35).
Robert legt aan Marcel uit hoe Baron de
Charlus aan zijn naam gekomen is. Hij had zich de titel van prins kunnen
aanmeten, maar avec une apparente
simplicité où il y a beaucoup d’orgueil (755:26-27), heeft hij zich
voorgenomen om zich enkel prins te laten noemen wanneer hij incognito wenst te
reizen.
Marcel herkent in de priemende blik celui que j’avais vu fixé sur moi à
Tansonville au moment où Mme Swann avait appelé Gilberte (756:1-2). Marcel
vraagt aan Robert of Mme Swann een van de minnaressen van Charlus is geweest.
Robert ontkent dit ten stelligste, maar dit strookt niet met wat Marcel denkt
dat daarover in Combray de heersende opinie is.