maandag 24 november 2014

mijn woordenboek 396



ATTENTIE

Wie maalt er om een verslenste roos op de dag van de klant? Al wie die dag iets koopt, krijgt er een. Maar je wilt de enige zijn. De uitverkorene.

Een gebaar dat niets kost, is vlug gemaakt. Het moet de gever pijn doen. Hij moet zich aan zijn eigen rozen prikken. Maar mij raakt Unizo niet met haar rozen.

Want wat weet Unizo van mij? Zij weet dat ik bij haar kom spenderen. Maar weet zij wat mijn noden zijn? Als de bakker zou weten, zonder dat ik weet dat hij het weet of hoe hij het te weten is kunnen komen, dat die week mijn moeder, of die ochtend mijn hond gestorven is en dat ik daar om rouw, en mocht hij dan, op een dag die niet de dag van de klant is maar gewoon een dag als elke andere dag, mij om die reden een knuffel geven, of een extra stuk gebak – ja, dat zou pas een attentie zijn. Het zou van aandacht getuigen. En die aandacht is het grootste geschenk, voelt nooit stekelig aan, is altijd warm en omhullend.

Bakker zit er warmpjes bij, laat ons daar van uitgaan. Zijn aandacht is niet stekelig, maar doet ook hemzelf geen pijn. Wie beter geplaatst is, zit hoger en riskeert zich aan neerbuigendheid te stoten.

Echt hard komt attentie pas aan als zij uitgaat van iemand die zelf in nood is en desalniettemin heeft aangevoeld dat jij moet getroost worden. Het doet pijn als zo iemand attent is – maar het is een zoete pijn. Het is een zoete pijn te worden getroost door iemand die nog meer verdriet heeft dan jij zelf. Want hier wordt aan jou getoond dat je, hoe diep je ook denkt te zijn weggezakt, toch nog altijd iets overhoudt dat kan volstaan om voor een ander aandacht op te brengen. 

Als dat geen win-winsituatie is.