De gruwel begint al bij het binnenkomen. ‘’t Was toch maar
een rare film,’ zegt K. ‘Begint die man daar op die vrouw, die op de sofa ligt,
te… Ja, te…’ ‘Te wateren,’ vult W. kies aan. ‘Ja, te wateren,’ beaamt K. ‘Zeg
maar gerust te pissen,’ sust W.
De restauranthoudster neemt de jassen en mantels in
ontvangst. Ik probeer haar blik te vangen: ’t gaat maar over een film hoor. ’t
Is niet écht! ‘En dan draait hij een glas in haar aangezicht.’ K. ziet het nog
levendig voor zich. De restauranthoudster blijft stoïcijns en leidt het
gezelschap naar zijn voorbehouden tafel in het lege restaurant. De
hele avond doet niemand anders de zaak aan – maar daar kunnen wij niets aan
doen.
Het voorgerecht verloopt min of meer neutraal qua
gruwelverhalen maar wanneer de uitbaatster de hoofdschotel laat aanrukken, is
het weer van datte. Dan begint W., die iets ‘op het terrein’ doet bij justitie,
over trepanaties en de autopsie van een vergiftigd lichaam in de tuin van het
mortuarium. Bij grote hitte. Wij snijden onze steak aan. ‘Je moest dat gezien
hebben,’ aldus W. ‘Nadat ze dat lijk hadden opengesneden, gingen die vliegen
daar recht op af. En van de geur alleen al vielen ze als een steen uit de
lucht.’ De restauranthoudster bedient ons van saus.
A. kan niet onderdoen en vertelt over haar ervaring in een
chique Japans restaurant. Ze had er een biefstukje besteld van wel honderd euro
maar op de kookplaat vlak bij haar tafel werd de kreeft bereid voor een
belendende tafel. ‘Die beesten werden onzacht op de hete plaat gesmeten en,
geloof me of niet, toen hun poten verschroeiden zag ik hoe ze hun kop optilden
en hoorde ik ze schruwelen.’
Toen de rekening was betaald, en de restauranthoudster ons
met alle jassen en mantels over haar ene arm duidelijk maakte dat binnen het
kwartier de zaak gesloten en verduisterd zou zijn, kon ik toch niet anders dan
me ten aanzien van haar, en in naam van mijn gezelschap, voor de
gruwelverhalen een beetje te excuseren. ‘Ik zwijg als het graf,’ antwoordde ze
resoluut. ‘Maar dat verhaal van die hersenen die tegen het plafond spatten, zal
me toch bijblijven.’ W. had inderdaad verteld over een zelfmoordenaar met een
dubbelloops jachtgeweer. Ik had dat al een beetje vergeten. Of verdrongen. Het was,
geloof ik, bij het vanille-ijs (met frambozenkoelie).