Tegenover een park wonen heeft onmiskenbare voordelen
maar dan zijn er – zoals een geleerde voetballer met zeer christelijke
initialen al wist – onvermijdelijk ook nadelen aan verbonden en een ervan is
dat parken behoorlijk luidruchtig kunnen zijn. En dan heb ik het helaas niet
over het zomerse ochtendgefluit van onze gevederde vrienden en ook niet over de
gettoblasters waarmee de plaatselijke hangjongeren hun outdoor drankverbruik
luister bijzetten en zelfs niet, al valt het mij al wat lastiger om het daar niet over te hebben, over de talrijke
luidruchtige festiviteiten die in het park worden georganiseerd: ik ben vóór
het versterken van het sociaal weefsel in de buurt, maar men moet zich toch
eens afvragen waarom dat tegenwoordig altijd met tot schier ondraaglijk volumes
opgeschroefde popmuziek moet gaan. Maar goed. Neen, ik heb het over de talrijke
onderhoudsbewerkingen in het park die met lawaai gepaard gaan en in de herfst
zijn dat, achtereenvolgens, het met een blazer verzamelen van de geruisloos afgevallen
bladeren, het met een grote zuiger verwijderen van het op die manier op hopen
opgeblazen kruinafval, en vervolgens het opschrobben van de parkeerstrook naast
het park met een met twee cirkelvormige schuurborstels uitgeruste
schrobmachine. Elke bewerking neemt minstens een halve dag in beslag – en laat
dat dan uitgerekend de halve dagen zijn dat ik thuis ben.