Een van dé dooddoeners van de afgelopen jaren – zo eentje waarmee je als met een vliegenmepper een argeloze volgevreten vlieg tegen de toile cirée van bomma’s keukentafel platmept – is wel de wending: ‘Uit studies is gebleken dat…’ Ik probeer er ook eentje, om haar op flessen te trekken.
Uit een studie van de universiteit van Birmingham is
gebleken dat het chocopastaverbruik met grotere verpakkingen groter is dan met
kleinere verpakkingen. De onderzoekers volgden gedurende drie maanden twee
groepen proefpersonen. De tweede groep werd beschouwd als verificatieproef op
de eerste groep. Alle resultaten werden in de proef bevestigd.
Beide groepen werden choco van het merk ‘Boerinneke Mario’ voorgeschoteld
uit afwisselend grote (1 kg )
en kleine (0,5 kg )
verpakkingen. De eerste vaststellingen werden bevestigd door alle volgende: uit
de grote potten werd meer chocopasta op de boterhammen gesmeerd dan uit de
kleine potten. Wij vroegen professor Willis, specialist consumentengedrag en
reflexmatige attitudes, naar een mogelijke verklaring. ‘Het blijft natuurlijk
giswerk,’ aldus de professor, ‘maar wij vermoeden toch dat de omvang van de
verpakking een zeer duidelijke impact heeft op het consumeer- en smeergedrag
van onze proefpersonen. Wij hebben kunnen vaststellen dat de boterhammen dunner
besmeerd worden wanneer de pot, groot of klein, pas geopend is of bijna leeg. De
verklaring voor het dunner smeren bij bijna lege potten ligt voor de hand: dat
is een kwestie van slinkend aanbod – en het vraagt ook meer moeite om voldoende
choco bij elkaar te schrapen. De spaarzaamheid bij pas geopende potten is
moeilijker te duiden. Daar bevinden wij ons op een – zo u wilt – ‘symbolisch’
niveau. Er valt als het ware een aarzeling waar te nemen om het smetteloos gaaf
choco-oppervlak in de pas geopende pot te schenden. Nader onderzoek zal dit
fenomeen verder moeten duiden, eventueel op basis van interviews met de
proefpersonen. Wij zoeken op dit ogenblik de nodige fondsen voor dit bijkomende
onderzoek. Bij het smeren tijdens de tussenperiode na het verbreken van het
gave oppervlak en voor het bereiken van de bodem kon geen noemenswaardig
verschil worden genoteerd tussen de kleine en grote potten. De coëfficiënten
waren, in absolute cijfers, in elk geval te klein om van een significant
verschil te spreken. Het lijkt er in elk geval op dat de proefpersonen in dat
segment van de pot even gul graaiden. In spreektaal gezegd zou je kunnen
gewagen van een “het kan niet op”-attitude.’
Maar, professor, hoe verklaart u dan de hoofdbevinding van
uw onderzoek, dat er uit grote potten dikker wordt gesmeerd dan uit kleine?
‘Heel eenvoudig, het is een kwestie van gemiddelden. Bij
kleine potten voltrekt de cyclus van dunner smeren bij oppervlak en bodem en van
guller in de middenfase zich twee keer waar deze cyclus bij een grote pot maar
één keer wordt doorlopen. Dat geeft in totaliteit een spaarzamer
consumptiepatroon bij kleine potten.’
Dank u, professor. Veel succes met uw onderzoek naar het
verbreken van de gave oppervlakken. Hopelijk vernemen wij spoedig van u meer
over het bijkomende onderzoek aan de hand van interviews. Nog één vraagje: kunt
u bevestigen dat deze resultaten ook gelden voor potten met jam of Luikse
siroop?