maandag 10 december 2012

schrikkel 328

Het zal nog wel een tijdje duren vooraleer de steden hun kerstversieringsdrift matigen: de commercie moet te vriend worden gehouden en het lijkt nu eenmaal een onaantastbare en onuitroeibare consensus dat er meer wordt geconsumeerd onder blitse ballen, krullende kransen, lichtjes en muzak. In het segment van de particuliere kerstornamentiek daarentegen valt wel al een inbinding van de uitbundigheid vast te stellen. De mensen tuigen hun gevels en voordeuren elk jaar minder op – ook het genre van de ironische kerstaankledingen, met de gevelklimmende kerstman als meest populaire representant, is al enige tijd op de terugweg. Het gevolg van deze ontwikkeling kan niet anders dan een terugkeer tot de essentie zijn, niets minder dan een herbronning. Ik krijg de indruk dat wie zich nu nog de moeite getroost om de eigen woning te tooien met kerstparafernalia en op die manier bijdraagt tot het festieve karakter van het stedelijke eindejaarsaanschijn, werkelijk overtuigd moet zijn. Vandaar dat ik achter een voordeur als deze, versierd met een in een vlaag van onversneden huisvlijt vervaardigde, sobere maar toch ook wel stijlvolle kerstkrans, een devoot gezin bij elkaar fantaseer dat, adventkaarsen brandend en kerstliederen repeterend, zich stil en kranig op het grote feest van licht en wedergeboorte voorbereidt door hulstbladeren te vlechten, linten te strikken, het stro in de kerststalkribbe op te schudden en kerstmenu’s samen te stellen.