T. had mij gevraagd haar op te halen en zo stond ik daar,
maar T.’s trein had een halfuur vertraging en zo stond ik daar een halfuur. Op
de kiss&ride-parking van het station, tegen de tijdelijke barakken van de
ijssculpturententoonstelling aankijkend. Een paar kerstbomen lijken er tegenaan
gekwakt, en in die kerstbomen heeft een slordige hand blauwe
ledlichtjesslierten uitgestrooid. Af en toe haast een passant zich naar een
bestemming. Ik heb alle tijd om het tafereel te bekijken en luister ondertussen
naar The Lyre of Orpheus van Nick
Cave. Dit is geen tijdverlies, verre van. Ik neem alles in me op, laat me
wegzakken in de muziek, hef de treurnis van wat ik zie op tot een meditatief
concentratiepunt en verlies uiteindelijk zelfs de tijd, en T., uit het oog. Tot
ze op de ruit tikt en me terug naar de werkelijkheid haalt.