Wachtend op S., die in de supermarkt een tragere kassa heeft
gekozen, zit ik op het bankje in het in- en uitgangssas en kijk naar de mensen
die aankomen met lege karren en vertrekken met iets minder lege karren. Het
verbaast me altijd hoe vaak mensen zich voor toch maar weinig boodschappen de
moeite getroosten om naar de Carrefour te komen. Het moet zijn dat zij daarvoor
een vast moment in de week uitkiezen of misschien zelfs een vast moment op de
dag. Ik zie ze vertrekken: met hun kratje bier, hun gesneden brood, hun
kippenfilet, hun vier tomaten en een bokaal snijbonen.