‘Goedemorgen,’ sprak de middelste van de drie vrouwen, ondanks de militaire kleding net als de anderen slank, maar niettemin de molligste. ‘Het is hier natuurlijk geen Hilton Hotel in Brussel. Onze excuses daarvoor. Maar heeft u niettemin goed geslapen?’
Haar stem was diep, kalm, een prettige stem. De overige twee zwegen. Hun gestifte lippen lagen rood en glanzend in de zwarte opening van hun muts.
Pieter Waterdrinker, Poubelle, 418-419