wolkenfragmenten in Pieter Waterdrinker, Poubelle
4561
Hij keek uit over de grote, brede machtige zee, over de brede, grijze, golvende Golf van Biscaje, en hij zag wolken in de lucht hangen, wolken gelijk zeppelins, gelijk luchtschepen, waarvan de mensheid zich diende te bedienen toen het vliegtuig nog niet eens uitgevonden was. (46)
4562
En hij zag wolken in de lucht hangen, wolken gelijk zeppelins, gelijk luchtschepen, waarvan de mensheid zich diende te bedienen toen het vliegtuig nog niet eens uitgevonden was… (49)
4563
Zwarte wolkenpartijen kwamen boven zee aandrijven; bij de rotsen spatten watergordijnen op en het weerlichtte. (50)
4564
Hij las en las en las; hij bedronk zich aan de verhalen van Anton Tsjechov, zag in sommige van deze vagelijk zijn eigen leven geprojecteerd, zoals je in een voorbijdrijvende wolkenpartij soms het gezicht herkent van een bekende, nog levend of al gestorven. (72)
4565
Alleen het bleke schijnsel van de maan, een ouwel in een nimbus van voortjagende wolken, herinnerde eraan dat er nog zoiets bestond als de natuur. (100)
4566
Een wolkenkrabber van cake en marsepein, de ramen van mica suikerwerk. (106)
4567
Neuriënd, in de zekerheid dat Friedl met begrip op zijn voorbije onderneming zou reageren, wierp hij af en toe een blik op het wolkendek buiten. (134)
4568
Het was geheel onbewolkt weer, zonnig, warm. (196)
4569
(…) men zat gezamenlijk aan boord van een super-de-luxe zeppelin, die als een cumuluswolk hoog boven Europa zweefde en af en toe zijn slagschaduw liet neerkomen op de aarde (…) (228)
4570
In Noord-Frankrijk, onder een hemel met voortjagende wolkenpartijen, moest hij honderdvijftig kilometer voor Parijs aan de kant van de weg stilstaan en overgeven. (304)
4571
Paarse wolken met zwarte koppen waren vanuit het zuidoosten komen aandrijven. (364)
4572
Nooit zou hij meer iets zien, al die dingen die voor hem zo gewoon waren geweest: de gele gloed in een glas vers getapt bier, de oranje frisheid van een sinaasappel, het blauw van een stuk lavendelzeep in de badkamer, van zee aandrijvende donderwolken, grijs met randen van roet, het warme robijn van een net ingeschonken glas rode wijn, lamplicht, de flakkering van kaarsen, de eenvoudige schoonheid van een vel maagdelijk papier, ernaar snakkend om te worden beschreven, de blik in de ogen van een mooie vrouw, haar armen, haar benen, haar borsten… (417)