WE HADDEN HET KUNNEN WETEN
Motyzhyn, Irpin, Charkov, Boetsja, Borodjanka, Kramatorsk. Daar staan we met onze verbijstering en verontwaardiging. Wat kunnen we zeggen over onuitsprekelijke barbaarsheid? Niets. In sommige gevallen lijkt zwijgen de enige optie. En wat moeten we dán nog zeggen? Het enige wat we dan kunnen, neen, moéten doen met onze taal is: vriendelijkheid en beschaafdheid nastreven.
Overigens. Waarom nu per se willen spreken als we al die tijd onwetend zijn geweest? Als we ons al die tijd niet de moeite hebben getroost ons gedegen te informeren. Nu is de zweer gebarsten, ja. Maar we wisten niet eens dat er een zweer was. We hadden het kunnen weten, nochtans. We hadden het al horen donderen in Keulen. Was er niet iets met de Krim, met dat plein in Kiev, met dat uit de lucht geschoten vliegtuig? Nu kunnen we de gruwel die ons in het gezicht wordt gesmeten niet meer ontkennen, en we zijn sprakeloos, perplex, geparalyseerd door zoveel barbaarsheid. Maar ook: door het besef van de selectiviteit van onze verontwaardiging. Want op hetzelfde ogenblik dat we eindelijk begrepen hebben dat de totale ontmenselijking tot op vijftienhonderd kilometer van onze voordeur is genaderd, zouden we ook kunnen doordrongen zijn van de wetenschap dat er nog andere brandhaarden woeden en al geruime tijd woeden. Zijn we voldoende geïnformeerd over wat er, bijvoorbeeld, in Jemen gebeurt? Ik alvast niet. En wat is mijn verontwaardiging nu waard als ik behoorlijk ongevoelig bleef voor de duizenden die verdronken op de Middellandse Zee, mede als gevolg van het Europese beleid dat ook door mij democratisch is gelegitimeerd?
Nochtans. We hadden het kunnen weten wat er in Oekraïne te gebeuren stond. Dat leert mij de roman Poubelle van Pieter Waterdrinker. Publicatiedatum: 2016. De gebeurtenissen van 2014 zijn erin verwerkt: de geruisloze annexatie van de Krim, de opstand op Maidan, het neerhalen van vlucht MH17. Waterdrinker kon nog zonder terughoudendheid schrijven over het uitgesproken extreemrechts karakter van het verzet tegen de pro-Russische krachten die vooral in het oosten van Oekraïne actief zijn – zaken die nu, nu de oorlog die Waterdrinker al in 2015 zag aankomen is uitgebroken, minder gemakkelijk kunnen worden gezegd.
Bij momenten lijkt Waterdrinker profetisch. Hij was gedurende een kwarteeuw inwoner van Rusland en is dan ook een bevoorrechte waarnemer. Een passage is zonder meer onheilspellend. Hij staat op bladzijde 355, na ongeveer drie vijfden van deze goedgeschreven, onderhoudende, interessante maar echt wel veel te breed uitgesmeerde roman: ‘Er hing oorlog in de lucht. Op het midden van zijn leven waren alle zekerheden gaan scheuren. Niets was meer vanzelfsprekend. De wereld waarin hij was grootgebracht, waarin het altijd veilig was geweest, geborgen en overzichtelijk, met de egoïstische klootzakken rechts van het spectrum, de mensen met het hart op de goede plaats links, met het gevaar, de grote golven van infectieziekten en de dreiging van oorlog slechts elders op de aardbol, was verdwenen. Moest hij daar niet over schrijven? Nu het nog kon? Nu hij nog leefde? Hij moest gewoon beginnen bij het begin. En eindigen bij het einde. Dit was zijn allerlaatste kans. Het was zo eenvoudig.’ (355) Ja, zo eenvoudig is het: beginnen bij het begin en eindigen bij het einde en schrijven voordat er aan het leven een eind is gekomen. Maar voor de rest is het allemaal: chaos.
Pieter Waterdrinker, Poubelle, 2016 (achtste druk 2018)