DE ZIEL VAN HET HUIS
Ik betreed voor de eerste keer het huis. De makelaar is er al. De vrouw die mij ontvangt heeft buiten de stad een huis gevonden waar ook een tuin aan is. Hier heeft ze altijd die tuin gemist. Ze is klaar om een lang hoofdstuk af te sluiten, klaar voor een nieuwe start.
Ze maakt een gebaar dat ze er een krop van in de keel krijgt als ze eraan denkt dat ze binnenkort dit huis zal verlaten. Dit gebaar zegt mij dat dit echt wel een huis is om graag in te wonen.
(Moeilijk om dat gebaar te beschrijven. De twee handen, de vingers gestrekt en wijzend naar de hals, maken vlak onder de kin een wapperend gebaar. Een glinstering in de ogen.)
Ik ben op huisbezoek. Dat wil zeggen: als kandidaat-koper bezoek ik dit huis. Ik val binnen in een intieme leefsfeer. Ik zie een vrouw die gehecht is aan het huis dat ze op het punt staat te verlaten. Achter te laten. Over te laten. Alle werk dat ze erin gestoken heeft, al die energie. Meer dan de helft van haar volwassen leven. Al die zorg. Als het huis er bewoond uitziet, niet uitgewoond maar bewoond, dan is het doordat zij het heeft bezield.
De warmte van de houtkachel. De nieuwe houten ramen. Het geïsoleerde dak. In dat alles is geld en energie geïnvesteerd – het zal allemaal achterblijven.
Op de bank in de woonkamer zit een knul van twintig jaar op zijn smartphone te scrollen. Hij is hier geboren.
Als ik zou besluiten om in dit huis te komen wonen, hoe moet ik dan de ziel ervan vervangen? Het is alsof ik het aan die vrouw verplicht ben dat ik haar zorgzaam bewonen van dit huis voortzet. Het is alsof zij daarvoor op mij rekent. Zij biedt niet alleen te koop aan, zij vertrouwt mij ook toe.
Het fornuis waarop talloze maaltijden zijn klaargemaakt. Het licht dat binnenvalt door de ramen van het atelier, en dat werd opgevangen in schilderijen. Uitgesleten trajecten op de geverfde plankenvloer. Van keuken naar tafel, van kast naar muur, van deur tot deur. De ingemaakte kasten die zullen achterblijven en die met andere spullen zullen worden gevuld.
De gesprekken, de feesten, de stiltes. De muziek die hier heeft weerklonken. Het geluk, de onenigheden. De steile trap die talloze malen werd beklommen. De afdaling naar de sleur van duizenden dagen. De twijfel, de uitzichtloosheid, het verlangen. De momenten van intens geluk waar ik nooit van heb geweten, van zal weten.
De schaduw van de bomen aan de overkant van de straat: hun kale kruinen, het frisse groen, het vallend blad.
Ik weet niet hoe ik mijn schroom moet overwinnen.