woensdag 6 april 2022

Koen Peeters, De minzamen (2/4)

notitie 154. (220404)

2. Leermeester en leerling

In De minzamen diept Koen Peeters het thema van De mensengenezer verder uit, maar in zijn nieuwe roman staat toch de vriendschap tussen zijn alter ego ‘Paul’ en de ‘oude professor antropologie’ (11) Remi centraal. In die kalme maar toch hartstochtelijke vriendschap groeit Paul van stille bewonderaar uit tot een gewaardeerde vertrouwenspersoon en ‘secretaris’ – al blijft hij daar voortdurend opvallend bescheiden bij.

Remi is net begonnen aan een ambitieus laatste boek dat Unspeakable Forces moet gaan heten. Maar hij voelt dat hij dit werk niet meer op eigen kracht zal kunnen afronden. Hij roept de hulp in van zijn oud-student Paul. Hij vraagt hem een goede secretaris te zijn: ‘scherp luisteren, geen eigen mening op tafel leggen, noteren in een begrijpelijke taal’. Paul moet bepaalde mensen opzoeken die ervaring hebben met fetisjen, magie, allerlei paranormale toestanden. Op die manier komt hij, onder meer, in het Afrikamuseum van Tervuren, waar hij wordt geconfronteerd met de vraag of de objecten die daar worden bewaard niet moeten teruggeven worden, en bij de verzamelaar van Afrikaanse kunst Gaspard, die de door hem gecollectioneerde stukken enkel op hun economische waarde taxeert – wat uiteraard een volkomen ontoereikende en onrespectvolle benadering is.

Paul neemt, zoals Remi, notities. Daarbij begint zijn handschrift op dat van zijn leermeester te lijken. ‘Wij schrijven beiden met blauwe inkt.’ (142) En ja, zelfs vestimentair zijn er overeenkomsten: ‘Ik trek mijn houthakkersvestje uit. Grappig, het heeft hetzelfde ruitjesmotief als het wollen hemd van Remi.’ (179) Het moge duidelijk zijn: de leerling treedt in de voetsporen van zijn leermeester, er ontstaat imitatie, er is sprake van identificatie. Toch is de relatie tussen beide niet helemaal eenduidig. Wordt Paul ‘gestuurd’ (244) of, erger, ‘gebruikt’ (245)?

Uiteraard is er bewondering. Maar er is evenveel verwondering. Paul heeft een totaal andere geest dan zijn voormalige professor. Paul is minder somber, ironischer van aard en inborst. Paul lijkt meer naar de oppervlakte van de dingen te kijken en is pragmatisch ingesteld, terwijl Remi dieper gaat. Paul is gezond, nog jong en sterk.

Een grote openheid is nodig om in Remi’s denkwereld door te dringen. En vriendschap is nodig om dienstbaar Remi’s opdracht te aanvaarden, die duidelijk als achterliggende bedoeling heeft om de eigen opgedane kennis door te geven, om ook na het eigen verdwijnen nog een tijd in het denken en gedenken van anderen te blijven voortbestaan. ‘Doorgeven voor je vertrekt is de enige manier om te blijven.’ (249) En: ‘Ouder worden (...) is vooral: nog doorgeven wat kan.’ (277)

Uiteindelijk en nog net op tijd wordt – ondanks alle afstandelijkheid en zwijgzaamheid en spaarzame omgang met emoties – toch wel erkentelijkheid uitgesproken en vriendschap geëxpliciteerd: ‘Ik ben gelukkig met onze vriendschap.’ (252)

Dat maakt De minzamen tot het verhaal van een groeiende vriendschap, een eerbetoon, een rouwverwerking.