Een reus van een vent, die met zijn zwartleren laarzen tot
aan de knie, rode gewatteerde jas, hoge muts van schapenbont en korte zweep was
uitgedost als een krijger uit een roman van Tolstoj, gaf met een stem als een
kanon aanwijzingen en bevelen. Over de gehele breedte van het plein werd met
lasapparatuur een muur van betonvlechtsel opgetrokken. Op de plaatsen waar deze
inmiddels stond voerden honderden mannen en vrouwen, als in een spektakelfilm,
de geel-blauwe Oekraïense vlag als een cape over hun winterkleding gedrapeerd,
met sneeuw gevulde plastic zakken aan die als versteviging tegen de ijzeren
karkassen werden aangebracht.
Pieter Waterdrinker, Poubelle,
262