notitie 153. (220402 en 220404)
1. Diptiek
De jongste roman van Koen Peeters is taai. Drie mensen nu al lieten mij weten er pas na een tweede lezing de waarde van te hebben ingezien.
De minzamen afficheert zichzelf als ‘roman’, maar lijkt een opsomming te zijn, een overzicht, een compilatie. Er is niet meteen een duidelijke spanningsboog, geen opgang. Je vraagt je af waar het hoogtepunt, de katharsis ligt. Pas tegen het einde aan zijn er enkele bladzijden waar de droge, afstandelijke, schijnbaar onthechte benadering omslaat in zeldzaam mooie, intens ontroerende passages, die de lezer die heeft doorgebeten ruimschoots belonen voor de geleverde inspanning.
Maar niet alleen daardoor is De minzamen een intrigerend en zeker ook in literair opzicht zeer geslaagd boek.
De minzamen kan zeker apart gelezen worden, maar het is toch goed om weten dat deze roman samen met De mensengenezer (2017) een diptiek vormt. Beide ‘romans’ gaan over dezelfde twee hoofdpersonages en vertellen in grote mate hetzelfde verhaal. Dat lijkt dubbelop. Maar er zijn zeker verschillen. De minzamen voert een stap verder dan De mensengenezer.
Zowel De mensengenezer als De minzamen draait rond de antropoloog Renaat Devisch (1944-2020). In de verbeelding van Koen Peeters heet hij ‘Remi’. Zijn tegenspeler is in De mensengenezer de naamloze verteller. In De minzamen krijgt deze tegenspeler een naam: ‘Paul’. Het is zonder meer duidelijk dat Paul het alter ego is van de auteur. Zowel De mensengenezer als De minzamen is met andere woorden zowel biografie als autobiografie, en dat in de vorm van gefictionaliseerde non-fictie. Enfin, het is ingewikkeld.
Er zijn wel degelijk inhoudelijke verschillen tussen beide boeken. Waar in De mensengenezer het belangrijkste thema het contrast lijkt te zijn tussen de culturen van België (meer bepaald de Westhoek) en Congo, tussen ratio en magie, tussen berekening en bezieling..., daar gaat De minzamen, dat al deze tegenstellingen verder uitdiept, toch vooral over de relatie tussen leermeester en leerling, over het doorgeven van wat je in je leven hebt gepresteerd, geleerd, vergaard. Een belangrijk verschil tussen beide boeken is ook dat Remi in De mensengenezer nog leeft, terwijl in De minzamen zijn overlijden wordt verhaald. Daardoor is deze tweede ‘roman’ tegelijk ook een rouwverwerking: de leermeester was uitgegroeid tot een intieme vriend van de schrijver. Het boek vat trouwens aan met de begrafenis van Remi, om vervolgens, in retrospectief, diens leven en werk te belichten. Een ander verschil is vormelijk. In De mensengenezer wisselen de hoofdstukken waarin Remi de ik-persoon is af met hoofdstukken waarin de ik-persoon de naamloze verteller is, die in de voetsporen van zijn voorbeeld lijkt te willen stappen. De minzamen is volledig geschreven vanuit het perspectief van ‘Paul’. Hij heeft van zijn leermeester Remi de opdracht aanvaard om dit boek te schrijven, en hij neemt dan ook zijn taak op als ‘secretaris’. Hij schrijft zijn boek op basis van de talrijke ontmoetingen die hij heeft met mensen die hem kunnen duidelijk maken wat Remi heeft betekend.
Deze secretaris treedt in De minzamen op de voorgrond, hij komt in het hoofd van de lezer naast zijn grote voorbeeld te staan; de relatie met zijn leermeester en voorwerp van zijn studie wordt nu een even belangrijk thema als het pleidooi in De mensengenezer voor de minder eurocentrische, veelzijdigere kijk op de werkelijkheid die de antropologie ons kan bijbrengen, of dan toch zeker de variant van de antropologie waarvan Renaat Devisch (‘Remi’) een voortrekker was.