1. Andere tijden
Honderden brieven schreef Eriek Verpale aan Luuk Gruwez: tussen het begin van hun vriendschap in 1977 en hun brouille in 2002. Tekstbezorgster Hannah Debyser selecteerde er 86 voor de bundel Beminde vriend, nu als privédomeindeel uitgegeven. Over de criteria die zij daarbij heeft gehanteerd, laat zij wel iets los maar naar mijn gevoel toch niet alles. Het wordt ook niet helemaal duidelijk welke hand Gruwez in deze selectie heeft gehad.
Verpales door hemzelf afgewerkte boeken bestaan voor een groot deel uit brieven. Hij beschouwde zichzelf in de eerste plaats als een brievenschrijver. Een aantal brieven zal Debyser allicht niet voor publicatie geschikt hebben geacht omdat ze ofwel te zakelijk waren ofwel te zeer het beeld zouden kunnen schaden dat wij hebben van Verpale, de schrijver Eriek Verpale.
Het is in elk geval duidelijk dat alles wat mogelijk naar de breuk tussen beide vrienden verwijst, is weggelaten. Wie daarover meer wil weten, zal zich naar het Letterenhuis in Antwerpen moeten begeven, waar Gruwez de hele collectie in bewaring heeft gegeven.
Eriek Verpale heeft het na 2002 nog enige tijd uitgezongen, zij het in steeds deplorabelere omstandigheden. Het einde, in 2015, moet uitermate treurig zijn geweest. Aan de literaire carrière, laat staan de literaire roem (die met de bekroning van zijn Alles in het klein in 1992 een hoogtepunt had gekend), was toen al lang een eind gekomen. Nu leeft Verpale misschien nog wat door in het geheugen van een aantal literatuurliefhebbers. Dit brievenboek lijkt te laat te komen om zijn doortocht in de Nederlandstalige letteren alsnog wat meer glans te geven.
Op enkele brieven na – of passages in brieven – is de literaire kwaliteit van de compilatie gering. Waar de brieven die in bijvoorbeeld Alles in het klein zijn terechtgekomen aanzienlijk zijn bijgeschaafd, daar krijgen we hier met de ruwe materie te maken – en die is vaak in de kleine uurtjes ontgonnen. De brandstof waarop Verpales schrijfmotor draaide garandeerde niet altijd een secure literatuur, ja, vaak blijkt het tot niet veel meer dan ‘dronkemanspraat’ (83) of ‘gebabbel’ (97) te hebben geleid. Debyser omschrijft Verpale in haar ‘Verantwoording’ met de mantel der liefde als ‘een impulsief schrijver’ (339).
Dat impulsieve gaat de bezorgster te lijf met een bijwijlen wel erg schools ogend notenapparaat. Liefst 499 voetnoten heeft ze nodig om vaak nuttige maar minstens even vaak volstrekt overbodige toelichtingen te geven – waardoor de lezer zich op den duur wel erg dom begint te voelen.
Een van de – vreemd genoeg! – belangrijkste redenen om alsnog dit boek interessant te vinden, is dat het een getuigenis vormt van hoe de tijden in een paar decennia wel heel erg zijn veranderd. In die mate zelfs dat Debyser het nodig acht om in haar toelichting bij de eerste vijftien brieven van het eerste deel (de hoofdstukken in het boek volgen de verschillende woonplaatsen van de schrijver) de lezer te waarschuwen: ‘Helaas bevatten sommige brieven ook racistische, vrouwonvriendelijke of naar pedofilie neigende uitspraken.’ (13) In haar ‘Verantwoording’ komt zij daar nog eens op terug: ‘Bepaalde fragmenten die schokkend kunnen zijn, bijvoorbeeld omdat ze discriminerend of vrouwonvriendelijk zijn, werden toch behouden om de authenticiteit van de auteur en zijn schriftuur te bewaren.’ (341) Dat is wel een erg vreemde formulering – waarin het schokkende en het authentieke samenkomen. In die mate vreemd dat het welhaast, euh, schokkend is.
(morgen deel 2)
Eriek Verpale, Beminde vriend, 2022