4086
Jagende wolken werpen schaduwen en over straten ligt zonlicht gestrooid. (88-89)
4087
Hij bekijkt hun capriolen in de regen, heft dan zijn hoofd op, ziet de zon vanachter treurwolken doorbreken. (167)
4088
Terwijl zijn moeder uitgestrekt op een golf chemicaliën en zijn grootvader door pijn aan de bank is gekluisterd, gaat hij graag naar het dak om voorbij de architectuur van Harlem te kijken – voorbij de nieuwbouw en bakstenen kerken en rouwkamers en het craquelé stucwerk en de open terreintjes en de parken – naar de wolkenkrabbers die door Manhattan springen. (195)
4089
Soms gaat Clarence Nathan een nabijgelegen wolkenkrabber binnen, doet zich dan voor als loopjongen en glipt stiekem naar de bovenste verdieping om een beter uitzicht te hebben. (199)
4090
Op een middag moeten twee bewakers hem van een ladder strekken, op de drieëntwintigste verdieping van een wolkenkrabber in aanbouw. (200)
4091
Hij keert dag na dag terug naar de wolkenkrabberbouw, met de werkschoenen van zijn grootvader en een oud houthakkersoverhemd aan. (200)
4092
Het was jaren later, op een vrijdag en zijn werk in de wolkenkrabber zat erop, hij nam de lift naar beneden, douchte, bond zijn haar in een korte paardenstaart en ze stonden buiten te wachten in een spiksplinternieuwe huurauto, een Ford. (217)
4093
Als hij zijn hoofd opheft, rijst hoog boven hem een geraamte van eigen makelij op naar een wolkenloze lucht boven Manhattan. (223)
4094
En hij denkt terug aan toen Lenora vijf was en hoge koorts had en hij een week niet naar de wolkenkrabbers was gegaan. (235)
4095
Ze was een keer met hem meegegaan naar Houston, waar hij met zijn ploeg aan een wolkenkrabber werkte. (239)
4096
Dus op een avond bleef ik daarboven op de wolkenkrabber zitten – we waren toen op zevenenveertig hoog – met Cricket, die vriend van me. (254)