4066
Een vlagerige wind stuwde nu de wolken langs de hemel en striemde het gras van de weilanden. (11)
4067
Van zeilen had ze geen verstand, dat was hem al snel duidelijk geworden, want ze stelde hem deze vraag ook op windstille dagen, als de zon brandde in een wolkeloze hemel en de chauffeurs wegreden zonder de deuren van de bus te sluiten. (31-32)
4068
De onderkant van de wolken was afgeplat en ze hingen laag, zodat het landschap nog vlakker en uitgestrekter leek dan het al was. (40)
4069
Hij keek vlak over de toppen van de bloemen en tegen de achtergrond van die laaghangende wolken zag hij ze op zich afkomen. (43)
4070
Als een leeuwerik stond hij tussen de wolken, met trillende vleugeltjes (…) (44)
4071
Hij lag op het grasveld van haar tuin, als haar nieuwe zoon, en keek naar de ijlblauwe lucht met zijn wolken als veertjes. (65)
4072
Hij propte de stafkaart in de regenjas en onderging alleen nog maar hoe de stilte van de regen verdween, hoe de zon door de wolken brak, hoe het land dampte en geurde, hoe de blauwe plassen op de weggetjes blonken. (89)
4073
Walgelijke sentimentaliteit. Wolken.
‘Cumulus. Afzonderlijke wolken waarvan de bovenzijde koepelvormig is en halfronde uitwassen vertoont, terwijl de onderzijde vrijwel plat is. Ik ben gek.’ (108)
4074
De lamellen van de zonwering had hij voor de ramen laten zakken om het licht in de kamer te dempen, maar vooral om de in de wind bewegende bomen en wolken niet te zien. De wind deed hem onherroepelijk denken aan het zeilen. Hij herinnerde zich het Buitenst Verlaat, de Oude Venen, de meren, de poelen met lelievelden, de slootjes verborgen tussen het riet waar hij alleen kon komen. Wanneer hij de zon, de wind en de wolken zag, wist hij precies welke kleur de meren op dat moment hadden, hoe de golfslag was, of je in de kuip van de zeilboot kon blijven of dat je op het gangboord moest gaan zitten. (109-110)
4075
Ik zie de hemel, hardblauw, en kleine wolken, hardwit, die zich niet bewegen, alsof ze zijn vastgeplakt. (124)
4076
Edo had door het wolkendek willen stoten, naar het zonlicht en die eindeloos lichtblauwe zee, om het eiland niet langer te zien. (144)
4077
Hij klemde zich vast aan zijn stoeltje, keek met starre ogen naar het wolkendek en zei dat hij een afspraak had op het strand. (146)
4078
En opeens maakte alles gelukkig: het rinkelen van lege flesjes die werden teruggezet in de kratten, de wolken die langs de hemel schoven, de verlatenheid van het dek, de stuifregen van de douches die iemand had opengedraaid, de deksteward die leunend tegen de railing een sigaret rookte. (173)
4079
Hij zeilt over blikkerend water, de wind streelt zijn hoofd, wolken staan als bergen boven het vlakke land. (179)
4080
Hadden de glaswanden van de Pirelli-wolkenkrabber, blauwig glanzend in de schemering, hen op andere gedachten kunnen brengen? (202)
4081
Amsterdam, veilig weggestopt onder het wolkendek. (207)
4082
Stapels wolken om hem heen. (223)
4083
Juist, en daar had je die laaghangende wolken, uitzwermend tot aan de horizon, die het platte land nog platter maakten. (257)
4084
Stapels wolken rondom hem. (269)
4085
Zijn geliefde laaghangende wolken zwermden uit tot de horizon. (270)